1. Pim en Sep zijn bij de boer.
2. In de wei staat een geit en een paard.
3. Op het erf loopt een kat.
4. De boer heeft ook een lam.
5. Een lam van het schaap.
6. Sep en Pim geven eerst melk aan het lam.
7. Daarna geven ze hooi aan de koe.
8. De koe zegt.......................
9. Hij smult van het hooi.
10. Dat doen jullie goed zegt de boer.
11. Wij helpen u ook graag.