1. Een stroomkring maken

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

1. Een stroomkring maken

Ga rustig zitten op je plek.

Pak je iPad op tafel in LessonUp, boek en pen op tafel.

Startvraag: wat is elektriciteit?

Dit hoofdstuk leren we over elektriciteit.

Waarom?

- Je komt het overal tegen.

- Je moet misschien weleens iets elektrisch fixen in huis.

- Het kan gevaarlijk zijn.

In deze les leren we:

...wat we bedoelen met 'stroom'.

...wanneer elektrische energie gaat 'stromen'.

...welke stoffen goed zijn in elektriciteit laten stromen.

...hoe we de stroomsterkte meten.

Als je stroom wil gebruiken om iets te doen (bv. lampje laten branden), moet je zorgen dat het rond kan stromen.

Van batterij/stopcontact naar apparaat en weer terug. Dit is een gesloten stroomkring.

Het 'iets' dat door een draad stroomt, noemen we lading.

Door welke stof verwacht je dat elektrische lading het makkelijkst heen kan stromen?

1. Plastic
2. Rubber
3. Koper
4. Hout

Veel dingen van metaal kunnen goed stroom doorlaten. We noemen dat geleiders.

Sommige stoffen laten bijna geen stroom door, die gebruiken we als isolator. Zo kan je de buitenkant van je oplader gewoon aanraken.

Hoe sterk de stroomsterkte door een draad is, kan je meten met een stroommeter.

De eenheid daarvoor is ampère (A).

Bij heel kleine getallen meet je vaak in milliampère (mA).

Welke stroomsterkte geeft deze meter aan?

1. 5 A
2. 3 A
3. 0,3 A
4. 0,03 A

Het maakt uit in welke ingang het draad zit.

In dit geval moet je het rijtje aflezen dat tot 0,5 A gaat.

Zelf proberen!

We gaan nog echte schakelingen bouwen, maar we oefenen eerst online.

Ga naar deze site. Hiermee kan je een stroomkring bouwen.

Bouw er een met:

- Een batterij

- Een lampje

- Een schakelaar

Dit hebben we geleerd:

Je kan uitleggen wat een gesloten stroomkring is.

Je kan uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn.

Je weet welke eenheid hoort bij stroomsterkte en hoe je een stroommeter af moet lezen.

Aan de slag

Maak: hoofdstuk 4, paragraaf 1, opdrachten 1 t/m 13.

Gebruik: je boek, lees de theorie als je een antwoord niet weet.

Met wie: de eerste 10 minuten stil, daarna rustig overleggen.

Hoe lang: tijd tot het einde van het lesuur.

Klaar: kom een nakijkblad halen en kijk je werk na.