3.4 Een duurzame wereld

3.4 milieukosten
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

3.4 milieukosten

Slide 1 - Slide

Een duurzame wereld

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

De koek verdelen
Leerdoel 1a rood: Je legt uit dat het niet altijd voordelig is om alleen aan jezelf te denken en dat je soms moet samenwerken om meer te bereiken.
Leerdoel 1b rood: Je geeft voorbeelden van rijke en arme landen en legt uit waarom dat zo is.

Slide 4 - Slide

De koek verdelen
Leerdoel 1a wit: Je zet in verschillende situaties het eigen belang af tegen het algemeen belang en geeft aan hoe dit kan leiden tot belangenverstrengeling.
Leerdoel 1b wit: Je geeft voorbeelden van rijke en arme landen en legt uit op welke wijze de welvaart in een land kan worden gemeten.

Slide 5 - Slide

Algemeen belang (collectief belang)

 Datgene dat voor het welzijn van het volk in zijn geheel nuttig, gewenst of nodig is.
  Eigen belang (individueel belang)

Datgene dat voor het welzijn van één persoon nuttig, gewenst of nodig is.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Arbeidsverdeling
  • Binnen een bedrijf
  • Tussen bedrijven
  • Tussen verschillende landen

Slide 8 - Slide

Inkomen en vermogen
BNP (Bruto Nationaal Product) per hoofd van de bevolking.
Inkomensverschillen binnen een land.
Naast inkomen hebben veel mensen ook vermogen. Dat is de waarde van de bezittingen die iemand heeft.



Ook daarin kunnen grote verschillen bestaan. Het inkomen van Bill Gates was in 2015 86 miljard dollar! 

Slide 9 - Slide

Productiefactoren
Inkomen is het geld dat je ontvangt door het inzetten van de
productiefactoren.

Je kunt inkomen hebben in de vorm van loon, pacht, interest of winst.
Er zijn vier productiefactoren:
  • Kapitaal: goederen waarmee je produceert, zoals een machine, een tractor, een computer of kratjes.
  • Arbeid: werk door mensen.
  • Natuur: de grondstoffen. 
  • Ondernemerschap: de handigheid van een ondernemer


Slide 10 - Slide

Andere benamingen?

Slide 11 - Slide

Er zijn 3 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 12 - Quiz

Wat is géén inkomensvorm?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
inkomen door pacht

Slide 13 - Quiz

De arbeidsverdeling tussen verschillende landen zorgt voor .......

Slide 14 - Open question

Wie produceert wat?

Leerdoel rood: Je geeft voorbeelden van rijke en arme landen en legt uit waarom dat zo is.

Leerdoel wit:Je geeft voorbeelden van rijke en arme landen en legt uit op welke wijze de welvaart in een land kan worden gemeten.

Slide 15 - Slide

Er zijn 4 productiesectoren:
  1. Primaire sector: landbouw, mijnbouw en visserij.
  2. Secundaire sector: industrie & bouw.
  3. Tertiaire sector: commerciële dienstverlening (bijv. winkels,)
  4. Quartaire sector: niet-commerciële instellingen. (bijv. scholen, brandweer)

Slide 16 - Slide

Welvaart

Welvaart in ruime zin

Als je op alles let bij het voorzien in behoeften, dan noem je dat welvaart in ruime zin. Je kijkt niet alleen of iemand een hoog inkomen heeft, maar ook of hij niet teveel stress heeft en misschien zelfs of hij gelukkig is. Je begrijpt dat dit niet zo eenvoudig te meten is. Daarom gebruiken we in de economie vaak een andere omschrijving van welvaart.

 

Welvaart in enge zin

De welvaart in enge zin is de welvaart die je in geld kunt uitdrukken. Deze welvaart gaat over het aantal goederen en diensten dat een persoon, bedrijf of zelfs land heeft.

Deze welvaart in enge zin meet je met het BBP (Bruto Binnenlands Product).

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

De mate waarin we in onze behoeften kunnen voorzien, noemen we:
A
Welzijn
B
Voortvarend
C
Welvaart
D
Welbehagen

Slide 19 - Quiz

Wanneer heeft een land een open economie?
A
weinig import en veel export
B
weinig import en weinig export
C
veel import en weinig export
D
veel import en veel export

Slide 20 - Quiz

Import of export?
"Action" koopt producten uit China

A
Import
B
Export

Slide 21 - Quiz

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 22 - Quiz

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 23 - Quiz

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 24 - Quiz

De productiesectoren zijn kapitaal, arbeid en natuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz