What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
NB week 38 2022
Nieuwsbegrip
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
NT2
Basisschool
Groep 1
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nieuwsbegrip
Slide 1 - Slide
Zijn we er allemaal?
Stop je je telefoon in je tas?
Heb je je spullen klaarliggen?
Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken
Slide 2 - Slide
Herhaling van de vorige les.
Nieuwsbegrip
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat betekent: onverwacht?
A
Je weet het niet.
B
Je weet het wel.
C
Je hebt het staan in je agenda.
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Wat is niet overwinnen?
Dus het tegenovergestelde.
Het is niet overwinnen maar .....
A
kampioen worden
B
de baas zijn
C
alles winnen
D
verliezen
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Wat is een ander woord voor skelet?
A
het geraamte
B
je lichaam
C
de botten
D
je buitenkant
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Slopen is ........
A
repareren
B
heel maken
C
restaureren
D
kapot maken
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Welk woord hoort er niet bij?
A
begrafenis
B
dood
C
trouwerij
D
kist
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Wat is het tegenovergestelde?
A
vrolijk
B
blij
C
ziek
D
fit
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Wat betekent hetzelfde?
A
de trouwerij
B
de begrafenis
C
het huwelijk
D
het feest
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Wat is live?
A
morgen
B
vandaag
C
zo meteen
D
nu, op dit moment
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Nieuwsbegrip Je leert nieuwe woorden.
Slide 31 - Slide
Waar gaat de tekst van deze week over?
Nieuwsbegrip
Slide 32 - Slide
Doel:
Ik kan de tekst lezen.
Ik begrijp de tekst.
Ik kan vragen beantwoorden over de tekst.
Ik kan de tekst na vertellen.
Dus ga nu aan de slag met de vragen.
Nieuwsbegrip
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Wat betekent duurder?
A
Je moet er meer voor betalen.
B
Het is goedkoper.
C
De prijs wordt hoger.
D
Je betaalt minder.
Slide 35 - Quiz
Wat wordt duurder?
A
spullen
B
dingen in de winkel
C
alles
D
gas
Slide 36 - Quiz
Slide 37 - Slide
Wat is een ander woord voor spullen?
A
producten
B
goederen
C
gas en olie
D
dingen
Slide 38 - Quiz
Wat is duurder geworden?
A
olie en gas
B
vrachtwagens
C
winkels
D
fabrieken
Slide 39 - Quiz
De opdrachten bespreken.
Heb je het begrepen?
Had je de vragen goed?
Heb je de doelen behaald?
Nieuwsbegrip
Ga aan de slag met de opdrachten.
Slide 40 - Slide
More lessons like this
NB week 39 2022
September 2022
- Lesson with
35 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
NB week 37 2022
September 2022
- Lesson with
35 slides
NT2
Basisschool
Groep 1
NB week 44 2022
October 2022
- Lesson with
44 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
NB week 47 2022
November 2022
- Lesson with
43 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
NB week 46 2022
September 2023
- Lesson with
41 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
NB week 45 2022
November 2022
- Lesson with
49 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
GMHC Nieuwsbegrip week 39 2022
September 2022
- Lesson with
38 slides
NT2
Basisschool
Groep 1
Beter lezen 8
October 2021
- Lesson with
47 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1