Biotechnologie (Bs 7 LMW)

Biotechnologie
Biologie gebruiken om producten te maken
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Biotechnologie
Biologie gebruiken om producten te maken

Slide 1 - Slide

Wat denk jij dat biotechnologie is?
A
Aanbrengen van veranderingen in het genotype van organismen
B
Technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor de mens te maken
C
Verzamelnaam voor alle technieken waarmee het DNA van van organismen wordt veranderd
D
Het veredelen van landbouwgewassen en fokken van dieren voor gewenste eigenschappen

Slide 2 - Quiz

Biotechnologie 
-> Klassieke biotechnologie
-> Moderne biotechnologie

Slide 3 - Slide

Polyploïdie

Slide 4 - Slide

Polyploïdie

Gebruik colchicine -> spoelfiguur wordt afgebroken


Slide 5 - Slide

Wat vind je van genetische modificatie?
A
Prima
B
Slecht
C
Niet goed, niet slecht
D
(nog) geen mening

Slide 6 - Quiz

Genetische modificatie

Gen van het ene organisme overbrengen naar het andere
-> GGO
-> transgeen

Slide 7 - Slide

Cisgenese: DNA van dezelfde soort
Transgenese: DNA van een andere
                              soort

Slide 8 - Slide

Wat zijn de voordelen van genetische modificatie?
A
Geeft het gewenste resultaat binnen 1 generatie
B
Eigenschappen kunnen tussen soorten worden uitgewisseld
C
Gewassen kunnen voedzamer worden gemaakt
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 9 - Quiz

Ik weet wat restrictie enzymen zijn
Ja!
Soort van?
Nee...

Slide 10 - Poll

Recombinant DNA techniek
Restrictie enzymen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Waarom wordt er altijd een gen voor antibioticum resistentie in de plasmide ingebouwd?
A
Anders werkt het plasmide niet goed
B
Anders neemt de bacterie het plasmide niet op
C
Dan kan er getest worden of het plasmide is opgenomen
D
Dit maakt de techniek makkelijker om uit te voeren

Slide 13 - Quiz

Klonen
Voor de baasjes van Joep had Joep een gunstig genotype (/fenotype), het is mogelijk om een genetisch identieke nakomeling te verkrijgen door ongeslachtelijke voortplanting: een kloon.

Planten: stekken en weefselkweek.
Dieren: 
- Embryosplitsing: klompje cellen ontstaan uit bevruchte eicel splitsen in kleinere klompjes cellen.
- Celkerntransplantatie: kern eicel vervangen door kern. (zie afb hiernaast)
Onderaan de afbeelding staat nog een voorbeeld van therapeutisch klonen: Stamceltherapie met gekloonde cellen van een patiënt, om deze met eigen weefsel te genezen.

Slide 14 - Slide

Complementair DNA / copyDNA
Ook virussen kunnen gebruikt worden om genen in te bouwen in een ander organisme. Met behulp van enzym reverse-transcriptase kan langs een mRNA-keten een enkelstrengs DNA keten gevormd worden. DNA-polymerase maakt een complementaire streng: er ontstaat dubbelstrengs DNA. Dit noem je  DNA, copyDNA of afgekort cDNA. Dit bevat alleen het gewenste gen, welke in een plasmide van een bacterie of in een virus worden ingebracht.

Slide 15 - Slide

Bevat copy-DNA alleen intronen, alleen exonen of allebei? Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Open question

Antisense-DNA
Om bij bepaalde ziekten een gen uit te kunnen schakelen, zijn de volgende twee methoden te gebruiken: het gebruik van antisense-DNA en een knock-outgen.

Antisense-DNA is een kopie van een gen, met de stikstofbasen in omgekeerde positie. Wanneer dit DNA wordt ingebracht in het orgaan dat de ziekteverwekkende eiwitten produceert, zal zowel langs het originele gen als de kopie transcriptie plaatsvinden, de complementaire strengen RNA worden dubbelstrengs door basenparing en langs dit RNA kan geen translatie meer plaatsvinden - het gen is uitgeschakeld. 

Slide 17 - Slide

Welk voorbeeld van
biotechnologie zie je
hiernaast?
A
Weefselkweek
B
Klonen
C
Polyploïdie
D
Recombinant-DNA-techniek

Slide 18 - Quiz

Welk voorbeeld van
biotechnologie zie je
hier (cannabisplant)?
A
Weefselkweek
B
Klonen
C
Polyploïdie
D
Recombinant-DNA-techniek

Slide 19 - Quiz

Welk voorbeeld van
biotechnologie zie je
hier?
A
Weefselkweek
B
Klonen
C
Polyploïdie
D
Recombinant-DNA-techniek

Slide 20 - Quiz


A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 21 - Quiz

Is bij de toepassing van biotechnologie altijd sprake van genetische modificatie?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz