Modalverben 14.04.2023

3NeXT

1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3NeXT

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
Lernziele
5 Minuten
Neue Grammatik
20 Minuten
An die Arbeit
20 Minuten
Kontrollieren der Aufgaben
10 Minuten
Abschluss
5 Minuten

Slide 2 - Slide

MODALVERBEN: Lernziele




  • Je kent aan het einde van de les de vertalingen van de modale werkwoorden.
  • Je kunt aan het einde van de les de modale werkwoorden in het Duits vervoegen








Slide 3 - Slide

Modalverben & wissen


Wat wordt er precies mee  bedoelt? 

Slide 4 - Slide

Wat is er anders dan bij zwak ww?
1. ich  en  er/sie/es  hebben geen uitgang
2. in het enkelvoud staat een andere klinker dan in het meervoud (behalve sollen). Dus, in de enkelvoudsvormen sterk, in de meervoudsvormen zwak. 

Slide 5 - Slide

Betekenis Modalverben
  • Dürfen = mogen
  • Können  = kunnen
  • Mögen = houden van / lekker vinden
  • Sollen = moeten / zullen (in opdracht van een ander)
  • Müssen = moeten (in opdracht van jezelf)
  • Wollen = willen
  • Wissen = weten

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

wissen
Pers. vnw.
Wissen
ich
weiß
du
weißt
er / sie / es
weiß
wir
wissen
ihr
wisst
sie / Sie
wissen

Slide 8 - Slide

Hoe pak je zo'n zin aan? 
(dürfen)   ... ich auf die Toilette?

  1. Maak de stam van het werkwoord
  2. Zoek het onderwerp in de zin
  3. Krijg ik bij dit onderwerp een klankverandering? Ja, dan doe je stap 4. Nee, dan doe je stap 5
  4. Welke klankverandering vindt er plaats?
  5. Krijgt mijn werkwoord nog een uitgang? Zo ja, welke? 

Slide 9 - Slide

(dürfen) ... ich auf die Toilette?
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm van het Modalverb in. Kijk goed naar het onderwerp.

(können) ... ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 11 - Quiz

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm van het Modalverb in. Kijk goed naar het onderwerp.

(sollen) Du ... zuhören.
A
soll
B
sollst
C
sollen
D
sollt

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm van het Modalverb in. Kijk goed naar het onderwerp.

(wollen) ... ihr morgen in die Schule gehen?
A
will
B
wollt
C
willst
D
wollen

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm van het Modalverb in. Kijk goed naar het onderwerp.

(können) Du ... morgen zur Schule kommen.
A
kannst
B
könnt
C
könnst
D
kennst

Slide 15 - Quiz

Wat betekent mogen in het Duits
A
mögen
B
dürfen
C
können
D
wollen

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van het Modalverb in. Kijk goed naar het onderwerp.

(wissen) Er ... wie spät es ist.
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm van het Modalverb in. Kijk goed naar het onderwerp.

(mögen) Ich ... gerne Eis.

A
magst
B
mögen
C
mögt
D
mag

Slide 18 - Quiz

Hoe goed begrijp je dit onderdeel nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

An die Arbeit
  • Maak eerst het werkblad over de Modalverben wat je krijgt. Dit moet af zijn!! 

  • Lektion 4, Aufgabe 3 - 4 - 5 - 7 (Seite 111-113)
  • Lektion 5, Aufgabe 7 - 8 (Seite 120-121)

Slide 20 - Slide