3 hv Schrijfvaardigheid - betoog 3

Een betoog schrijven - 3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Een betoog schrijven - 3

Slide 1 - Slide

lesdoel
  • Je kunt een middenstuk schrijven;
  • je kunt een slot schrijven.

Slide 2 - Slide

5. Het middenstuk (p. 9)
In het middenstuk van een betoog wordt de stelling verdedigd. In iedere alinea behandel je één argument. In de alinea leg je het argument uit (dit noemen we de onderbouwing). 

Slide 3 - Slide

In je tekst behandel je minimaal:
  • twee argumenten voor je stelling,
  • één argument tegen je stelling,
  • de weerlegging van het tegenargument.

Slide 4 - Slide

Argumenten uitwerken volgens AUB
Een argument goed uitleggen door je door het nemen van drie stappen:
1. Eerst zeg je wat het argument (A) is
2. Dan leg je het argument uit (U)
3. Tot slot geef je een voorbeeld: "Dit zien we bijvoorbeeld (B) bij..."

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

6. Slot (p. 9)
Dat wat de lezer moet onthouden, meldt de schrijver in de slotalinea. Dus alle belangrijke zaken worden nog even op een rijtje gezet.

Daarnaast kan het slot een van de volgende onderdelen bevatten:
- een toekomstverwachting,
- een aansporing,
- een aanbeveling,
- een afweging.

Slide 7 - Slide

Tips voor een goede afsluiting
  • Maak de cirkel rond.
  • Uitsmijter.
  • Houd het kort.
  • Geen nieuwe informatie.
  • Zet geen ‘einde’ onder je tekst.



Slide 8 - Slide

Slot - voorbeeld
Schrijf een slot waarin je je standpunt (in andere woorden) herhaalt.

Kortom, een maatschappelijke stage is goed voor iedereen! De kosten en de uren les die erdoor verloren gaan, wegen niet op tegen het nut van zo’n stage. Ik blijf dan ook bij mijn mening dat de maatschappelijke stage op elke school verplicht moet zijn.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Opdracht 4 af
Opdracht 4  niet af
door met opdracht 5 t/m 7
eerst opdracht 4 maken, anders kun je niet door.
Door met opdracht 5 t/m 7

Slide 10 - Slide

Opdracht 5 (p. 9)
a. Noteer de stelling uit je inleiding (uit opdr. 4).
b. Bedenk de argumenten voor je stelling.
c. Werk één van de argumenten uit in een alinea.

Slide 11 - Slide


6) Lees het slot (klik op afb. rechts) en beantwoord de vragen (dit slot hoort bij de inleiding die je hebt gelezen bij opdracht 3).
a) Wat is het onderwerp van het artikel?
b) Wat is de hoofdgedachte van het artikel?
c) Welke elementen bevat dit slot nog meer?
d) Hoe maakt de schrijfster de cirkel rond?


Slide 12 - Open question

Opdracht 7 (p.11)
Bij opdracht 5 heb je een deel van het middenstuk geschreven
  
a) Schrijf nu een slot van minstens 60 woorden dat hierbij past.

Slide 13 - Slide