Wiederholung Wortschatz & Redemittel Zugspitze Teil 4

Bist du ein Camper oder ein Hoteltyp?
1 / 15
next
Slide 1: Poll
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Bist du ein Camper oder ein Hoteltyp?

Slide 1 - Poll

Wat betekent:
Ich habe keine Ahnung.
A
Ik heb geen zin
B
Ik heb geen geld
C
Ik heb er geen erg in
D
Ik heb geen idee

Slide 2 - Quiz

Vul de zin aan:
Es tut mir sehr ... !
traurig
Leid
schade

Slide 3 - Drag question

Wat betekent:
kochen
A
kopen
B
koken
C
knopen
D
knokken

Slide 4 - Quiz

Wat wordt afgebeeld?
Sleep het juiste woord naar de afbeelding toe.
das Buch
die Dose
das Geschenk
der Plakat
das Gepäck

Slide 5 - Drag question

Hoe zeg je in het Duits:
Een kamer huren
A
Ein Zimmer kaufen
B
Ein Zimmer vermieten
C
Ein Zimmer mieten
D
Ein Zimmer besitzen

Slide 6 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van "schwierig" (=moeilijk)?
einfach
deutlich
schnell

Slide 7 - Drag question

Wat betekent:
Das ist egal
A
Je hebt gelijk
B
Het maakt niet uit
C
Het is belangrijk
D
Het is schoon

Slide 8 - Quiz

Wat wordt hier afgebeeld?
A
Der Himmel
B
Der See
C
Die Wolken
D
Das Meer

Slide 9 - Quiz

Vul de zin aan:
Maria hat viele Freunde und .... komen viele Gäste auf das Fest.
sondern
aber
deshalb

Slide 10 - Drag question

Welke woorden betekenen "kleding" in het Duits?
(drie opties mogelijk)
A
Die Kleider
B
Das Kleid
C
Die Klamotten
D
Die Kleidung

Slide 11 - Quiz

Op welke foto staat een Pullover?

Slide 12 - Drag question

Vul aan:
Ich möchte einen Termin....
(twee opties mogelijk)
A
treffen
B
schließen
C
vereinbaren
D
machen

Slide 13 - Quiz

Wat vind je goed aan deze LessonUp?
Wat kan beter?

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide