Kenmerkende Aspecten Oefenen

Het is handig om te onthouden hoeveel KA's elk tijdvak heeft.
Dan weet je ook of je er nog één vergeten bent van dat betreffende tijdvak
De namen van het tijdvak verwijzen vaak al naar één of twee kenmerkende apsecten. Bijvoorbeeld tijdvak 5 De tijd van ontdekkers en hervormers. Ontdekkers verwijst naar de expansie van overzeese gebiedsdelen. Hervormers naar de reformatie
TW 1 
Kenmerkende Aspecten Oefenen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het is handig om te onthouden hoeveel KA's elk tijdvak heeft.
Dan weet je ook of je er nog één vergeten bent van dat betreffende tijdvak
De namen van het tijdvak verwijzen vaak al naar één of twee kenmerkende apsecten. Bijvoorbeeld tijdvak 5 De tijd van ontdekkers en hervormers. Ontdekkers verwijst naar de expansie van overzeese gebiedsdelen. Hervormers naar de reformatie
TW 1 
Kenmerkende Aspecten Oefenen

Slide 1 - Slide


-In bijna elk centraal examen gaan meerdere vragen rechtsstreeks over de kenmerkende aspecten. 
-25% van de vragen gaan over de tijdvakken en de KA's.
-Als je de tijdvakken en KA's goed kent heb je een goed historisch overzicht. Je kunt dan beredeneren in welke tijd zich iets afspeelde
-Elke vraag in het examen is te koppelen aan een of meer KA's
Training over de kenmerkende aspecten en de tijdvakken

Je hebt ze al 2 jaar geoefend, maar ken je ze allemaal?
Waarom zijn de KA's zo belangrijk?:
Als er naar Kenmerkende Aspecten gevraagd wordt in het examen, antwoord dan nooit met een nummer. Dat wordt niet goed gerekend. Altijd de inhoud (mag in eigen woorden) benoemen. 

Slide 2 - Slide

KA's zijn moeilijk te onthouden omdat het vaak lange zinnen zijn. Die zinnen zijn vaak ook in moeilijk Nederlands geformuleerd.
Dus moet je bij het leren van de KA's slim zijn.  
In de eerstvolgende dia zie je de volledige tekst van de KA's van tijdvak 5, 6 en 7 (de vroegmoderne tijd)
In de daaropvolgende dia de vereenvoudigde versie. 
Je mag de KA's in je eigen woorden formuleren

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Let op: Als er een KA gevraagd wordt, geef dan wel altijd antwoord in een hele zin

Slide 6 - Slide

In de 2 slides hieronder dezelfde truc. Nu voor de KA's van tijdvak 8, 9, 10   (de moderne tijd)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht:

Leer alle Kenmerkende Aspecten van tijdvak 5 t/m 10 in de verkorte versie. 
Dat hoeft natuurlijk niet allemaal in één keer. Doe  tijdvak 5 op dag 1, het tijdvak 6 op dag 2, herhaal de twee tijdvakken op dag 3 en ga zo door. In een paar dagen ken je zo allemaal.

Slide 10 - Slide

Sommige KA's hebben met elkaar te maken.
Zo is er een serie over hoe mensen denken.

En er is ook een serie over de contacten van Europeanen met de gebieden buiten Europa

Zie de volgende twee slides

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Als je de vorige slide goed bekeken hebt, zie je dat in elk tijdvak één Kenmerkend Aspect over de contacten buiten Europa gaat.
Dus als je een KA vergeten bent, kun je je altijd afvragen, heb ik het al over de situatie buiten Europa gehad?

Slide 14 - Slide

Opdracht:

Op de volgende slide staan begrippen uit tijdvak 5, 6 en 7. 
Maak drie rijtjes en plaats de begrippen bij het juiste tijdvak.

In de daaropvolgende slide staat het antwoord.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

18. Het begin van de Europese overzeese ...
19. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de ... en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
20. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke ...
21. De protestantse ... die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
22. Het ... in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.

Slide 18 - Open question

23. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse ...
24. Wereldwijde handelscontacten, ... en het begin van een wereldeconomie.

Slide 19 - Open question

Bij welk KA past de bron?
Giorgio Vasari (1511-1574):
Reeds in het midden van de vijftiende eeuw waren ontwikkelde Italianen ervan overtuigd dat de beeldende kunsten in de middeleeuwen heel erg waren achteruitgegaan, tot ze bijna niets meer betekenden. Pas heel langzaam was, zo dachten ze, in hun eigen tijd de renaissance, de herleving begonnen. [...] Het prachtige beeldhouwwerk en de schilderingen, begraven onder de ruïnes van Italië, bleven verborgen voor de mensen van die eeuwen, maar in de loop van de dertiende eeuw had de hemel medelijden met de fijnzinnige mensen die de boden van Toskane iedere dag voortbracht, en ze geleidde hen naar de oorspronkelijke vormen.
A
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
B
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
C
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
D
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.

Slide 20 - Quiz

Bij welk kenmerkend aspect pas de afbeelding?
A
de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
B
de protestantse Reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
C
het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat
D
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Schrijf het KA dat bij het vorige plaatje hoort voluit op.

Slide 23 - Open question

Wat is de juiste
chronologische volgorde?
I    De grondwet van Thorbecke 
II   De pacificatie
III  Congres van Wenen
IV  Belgie onafhankelijk

A
I - II - III - IV
B
II - III - IV - I
C
IV - II - III - I
D
III - IV - I - II

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Schrijf het KA dat bij het vorige plaatje hoort voluit op.

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Schrijf het KA dat bij het vorige plaatje hoort voluit op.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Schrijf het KA dat bij het vorige plaatje hoort voluit op.

Slide 30 - Open question

Wanneer eindigde de Eerste Wereldoorlog?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920

Slide 31 - Quiz