le verbe etre

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare school

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le verbe 'avoir'

Slide 2 - Slide

avoir: herhaling

Slide 3 - Slide

timer
1:00
noteer het rijtje van het werkwoord
AVOIR,

Slide 4 - Mind map

AVOIR

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Conjugue "avoir"
  • Nous
  • Tu
  • Je
  • Vous
  • Elles
  • On
timer
0:30

Slide 7 - Slide

Le verbe 'être'

Slide 8 - Slide

timer
1:00
être

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

het rijte van être met vertalingen 
het être rijtje gaat zo
je suis - ik ben
tu es - jij bent
il/elle est - hij zij is
on est - wij zijn
nous sommes - wij zijn
vous êtes - jullie zijn/u bent
ils/elles sont - zij zijn 
Je kan de persoonlijke naamwoorden vervangen door namen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

zijn
timer
1:00
A
être
B
aimer
C
habiter
D
regarder

Slide 14 - Quiz

tu(être)
timer
1:00
A
as
B
es
C
est
D
a

Slide 15 - Quiz

Ils(être)
timer
0:30
A
sont
B
est
C
sommes
D
être

Slide 16 - Quiz

il/elle/on (être)
timer
0:30

Slide 17 - Open question

Kies de juiste vorm van être:
Elle ... à l'école.
timer
0:30
A
suis
B
es
C
est

Slide 18 - Quiz

Vous (être)
timer
1:00

Slide 19 - Open question

Kies de juiste vorm van être:
Nous ... grands!
timer
0:30
A
est
B
sommes
C
sont

Slide 20 - Quiz

schrijf het rijtje van ÊTRE op in de Présent (tegenwoordige tijd)
timer
1:00

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Video