In arme landen hebben mensen zonder baan geen inkomen. Ze krijgen geen uitkering.
Ze verdienen geld door verschillende werkzaamheden te doen en spullen te verkopen op straat.
Slide 6 - Slide
Armoedegrens:
Hoeveel geld iemand nodig heeft voor de basisbehoeften. (eten, wonen en kleding)
In arme landen is die grens 1,25 dollar/ 1 € per dag. Het leven is daar goedkoper dan in rijke landen.
Slide 7 - Slide
Manier 1 om welvaart te meten
Welvaart
De rijkdom van een land, gemeten op basis van geld.
Bruto nationaal product per hoofd
Alles wat in een land in een jaar wordt verdiend, gedeeld door het aantal inwoners.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Kijk in je boek p2 bron 6 welke landen hebben een hoog BNP?
Slide 10 - Slide
Een land met een hoog BNP is
A
Rusland
B
Peru
C
Spanje
D
Brazilië
Slide 11 - Quiz
Kijk in je boek p2 bron 6 welke landen hebben een laag BNP?
Slide 12 - Slide
Een land met een laag BNP is
A
Afghanistan
B
Peru
C
Angola
D
Brazilië
Slide 13 - Quiz
Welvaart = geld
Manier 2 om welvaart te meten
kijken in welke beroepssector mensen werken.
Slide 14 - Slide
3 beroepssectoren
Sector 1: Landbouw
Sector 2: Industrie
Sector 3: Diensten
Slide 15 - Slide
Als je naar de beroepssector kijkt waar de meeste mensen werken in een land meet je de
A
beroepsbevolking
B
welvaart
C
welzijn
D
armoedegrens
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Video
Begrippen
Welzijn
levensverwachting
alfabetiseringsgraad
koopkracht
Slide 18 - Slide
bron:
BuiteNLand
Noordhoff
In arme landen is het leven veel goedkoper.
Inkomen (geld - welvaart) vergelijken is niet voldoende.
Als je wilt bepalen of een land echt arm is kijk je naar het welzijn.
Slide 19 - Slide
Welzijn
Het welzijn zegt iets over de levensomstandigheden
van mensen.
Je kijkt naar:
- gezondheid/ levensverwachting
- werk/ koopkracht
- onderwijs/ alfabetiseringsgraad
Slide 20 - Slide
koopkracht
De koopkracht geeft aan hoeveel je kunt kopen met hetzelfde bedrag
Nederland: Big Mac €7.70
Roemenië: Big Mac €1.94
Voorbeeld: als je op vakantie gaat en alles is ineens goedkoper of duurder
Slide 21 - Slide
Kijk in je boek p2 bron 7 welke landen hebben een hoge levensverwachting?
Slide 22 - Slide
Welvaart en welzijn zegt dus iets over hoe ontwikkeld een land is.
Vaak hebben rijke landen ook een hoog welzijn.
Bekijk de bron 7 en let op de alfabetiseringsgraad.
Welk land is hoog? Welk land is laag?
Slide 23 - Slide
Het land met de hoogste alfabetiseringsgraad is
A
Rusland
B
Peru
C
VS
D
Spanje
Slide 24 - Quiz
Het land met de laagste alfabetiseringsgraad is
A
Angola
B
Peru
C
India
D
Afghanistan
Slide 25 - Quiz
Welvaart en welzijn zegt dus iets over hoe ontwikkeld een land is.
Vaak hebben rijke landen ook een hoog welzijn.
Bekijk de bron 7 en let op de levensverwachting. Welk land scoort hoog? Welk land scoort laag?
Slide 26 - Slide
Het land met een hoge levensverwachting is
A
Rusland
B
China
C
VS
D
Spanje
Slide 27 - Quiz
Het land met lage levensverwachting is
A
Zuid-Afrika
B
India
C
Angola
D
Afghanistan
Slide 28 - Quiz
Alfabetiseringsgraad
Geeft aan hoeveel mensen er kunnen lezen en schrijven
Welzijn: kinderen volgen onderwijs, gaan naar school.
Slide 29 - Slide
Als je de welvaart onderzoekt, kijk je naar...
A
Bnp/hoofd
B
levensomstandigheden
C
alfabetisering
D
gezondheidszorg
Slide 30 - Quiz
Koopkracht hoort bij...
A
Welvaart
B
Welzijn
Slide 31 - Quiz
Als je naar de levensverwachting, alfabetiseringsgraad en de koopkracht kijkt, meet je ...
A
welvaart
B
welzijn
Slide 32 - Quiz
Als je naar het inkomen van mensen/landen kijkt, dan heb je het over .........
A
Welvaart
B
Welzijn
Slide 33 - Quiz
Welke van deze begrippen gaat over geld?
A
Welvaart
B
Welzijn
Slide 34 - Quiz
Welzijn
Welzijn zijn de levensomstandigheden in een land. Levensverwachting Alfabetiseringsgraad Koopkracht
Slide 35 - Slide
LESPROGRAMMA
Aan de slag.....
Maak in je werkboek p2 opdracht 1, 2 en 5
Slide 36 - Slide
Leerdoelen
Je weet wat de begrippen welvaart en welzijn betekenen.
Je begrijpt waarom welvaart en welzijn belangrijk zijn om te bepalen of inwoners arm of rijk zijn.
Je kunt de wereld in drie groepen landen verdelen als je kijkt naar de welvaart.
Slide 37 - Slide
Evaluatie
Ik snap niet waar het over gaat (vuist)
Ik heb meer uitleg nodig (1 vinger)
Ik heb een aantal vragen (2 vingers)
Ik twijfel nog één beetje hoe het werkt (3 vingers)
Ik weet het, ik wil er graag mee aan de slag (4 vingers)
ík kan het iedereen uitleggen (5 vingers)
Slide 38 - Slide
Wat ging er goed en waardoor kwam dat? Wat ging er minder goed en hoe kwam dat? Noem een positief punt over hoe je aan deze les hebt gewerkt? Wat heb je gedaan om de leerdoelen te behalen? Wat zou je een andere keer anders doen en waarom? Wie of wat heeft jou goed geholpen om de leerdoelen te behalen?