Ser / estar / hay

Deze week herhalen we:
HET VERSCHIL TUSSEN
SER, ESTAR, HAY 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deze week herhalen we:
HET VERSCHIL TUSSEN
SER, ESTAR, HAY 

Slide 1 - Slide

Video uitleg
Bekijk het filmpje met uitleg over het verschil tussen ser / estar / hay.
Maak aantekeningen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Extra
Extra toelichting nodig? Dan kun je dit filmpje nog kijken. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Het rijtje van SER:
YO                                       SOY 
TÚ                                      ERES
ÉL, ELLA, USTED           ES 
NOSOTROS-AS              SOMOS
VOSOTROS-AS              SOIS
ELLOS-AS USTEDES    SON 

Slide 6 - Slide

Dus...
Ter controle... 

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je SER (zijn)?
  • identificeren en definiëren (wie, wat)
  • naam, herkomst, beroep
  • eigenschappen
  • kleur, materiaal
  • datum en tijdstip
  • prijs
  • bezit


Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je ESTAR (zijn)?
  • plaatsaanduiding
  • fysieke of mentale toestand (gevoelens)
  • voorbijgaande toestand
  • waardering van gerechten

Slide 9 - Slide

Het rijtje van ESTAR:
YO                                      ESTOY
TÚ                                       ESTÁS
ÉL, ELLA, USTED           ESTÁ
NOSOTROS-AS              ESTAMOS
VOSOTROS-AS              ESTÁIS
ELLOS-AS, USTEDES  ESTÁN 

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je HAY (er is, er zijn)?
Hay wordt gebruikt om een nog onbekende zaak te introduceren.
HAY + ONBEPAALD LIDWOORD:            Hay un estdio de fútbol.
HAY + GETALLEN:                                          Hay 20 chicas en la clase.
HAY + ONBEPAALDE HOEVEELHEDEN:   
Hay muchas tiendas en el centro de Eindhoven.

Slide 11 - Slide

Het rijtje van HAY:
Hay is onveranderlijk en betekent ER IS, ER ZIJN 
Je hoeft dus geen rijtje te leren!

Slide 12 - Slide

Een kleine oefening...

Slide 13 - Slide

Wat iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER

Slide 14 - Drag question

Onbepaalde lidwoorden
Kleur, materiaal, tijd, datum, bezit
Tijdelijke toestand
HAY
ESTAR
SER

Slide 15 - Drag question

Quiz!
Doe nu de quiz! 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

1.  SER/ESTAR/HAY

Slide 18 - Slide

¿Hay, Ser o Estar?
"En el bosque no ....... casas".
A
están
B
son
C
hay
D
estar

Slide 19 - Quiz

¿Hay, estar o ser?
"El instituto ..........a la izquierda de la piscina".
A
hay
B
es
C
está
D
están

Slide 20 - Quiz

Kies hay, ser of estar:
"_________ muchas bicicletas en Holanda".

Slide 21 - Open question

¿Hay, estar o ser?

La casa ........ muy bonita
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 22 - Quiz

Kies hay, ser of estar:
Brenda y yo ___________ amigas.

Slide 23 - Open question

Kies uit hay/estar/ser

Isabella y yo ............ en la calle.
A
hay
B
estamos
C
estáis
D
sois

Slide 24 - Quiz

Hay, ser of estar?

Mi padre ....... en la cocina.
A
hay
B
está
C
es

Slide 25 - Quiz

Kies hay, ser of estar:
Mis padres __________ en Rotterdam.

Slide 26 - Open question

Begrijp je het?
Je mag nu kiezen om de uitdagende opdracht te maken over dit onderwerp of verder te werken in je boek (waar je gebleven bent). 
Je mag ook woordjes gaan leren via WRTS / Quizlet.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link