Nederlands les 7 - periode 3

Check 
- Laptop opstarten
- LessonUp opstarten
- Telefoon weg


1 / 35
next
Slide 1: Slide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Check 
- Laptop opstarten
- LessonUp opstarten
- Telefoon weg


Slide 1 - Slide

Nederlands les 5 - 2F

Tekstdoelen

Slide 2 - Slide




Aan het einde van de les:
- Ken je de inhoud van de verschillende schrijfopdrachten m.b.t. het examen schrijven.

- Heb je geoefend met trema en apostrof.

- Ken je verschillende tekstsoorten en weet je verschillende tekstdoelen te herkennen.

- Heb je signaalwoorden herhaald en ook de grammaticale regels betreft d, dt, of t. 


Programma
Doelen

1. tekstdoelen en tekstsoorten
 

Slide 3 - Slide

Even opfrissen:

Slide 4 - Slide

Komend weekend                       het heerlijk weer. Ik ga zeker in de zon een biertje drinken, nadat ik mijn vriendin naar haar werk heb
A. word
B. wordt
2. gebracht
3. gebrachd
1. gebrachdt

Slide 5 - Drag question

Vraag:
Komend weekend wordt het heerlijk weer. Ik ga zeker in de zon een biertje drinken, nadat ik mijn vriendin naar haar werk heb gebracht

Welk(e) signaalwoord(en) zie je?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Trema & apostrof

Slide 9 - Slide

Trema
  • om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren (maar wel: gekopieerd), creëren, beëindigen
  • in sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen geen trema, maar een koppelteken

Slide 10 - Slide

met trema
zonder trema
coordinatie
officieel
officiele
poezie
patient
opticien
museum
dieet

Slide 11 - Drag question

Apostrof
  • als weglatingsteken: 's nachts, 's morgens, Lars' scooter
  • om uitspraakproblemen te voorkomen bij: baby's, Hanna's, accu's
  • in verkleinwoorden en meervouden van cijfer- en letterwoorden: A4'tje, pc's, dvd'tje
  • in verkleinwoorden op-y, voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje

Slide 12 - Slide


De hoofdstad van Noord-Brabant is
s-Hertogenbosch
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz


Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
A
wcs
B
wc's

Slide 15 - Quiz

Een opdracht:

Slide 16 - Slide

Zie e-mail docent van 19 maart 2024

In groepen van 3 - Google:
Wat zijn de kenmerken van de verschillende opdrachten die je in het examen kunt krijgen?

* Klachtene-mail

* Uitnodiging buurt(feest), sportkamp. 

* Oproep website 

* Invullen formulier

* Memo

Wat hoort er in de lay-out?
Hoe moet de opzet van de brief eruit zien? Dus wat hoort er in de inleiding te staan, wat in het middenstuk en hoe sluit je de tekst af?


Aan de slag!
Duur: 20 minuten ->
Daarna: samenvatten/
presenteren aan klas

Slide 17 - Slide

Herhaling: tekstdoelen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Informeren

 Informatieve teksten
* Zoals: een nieuwsbrief, krantenartikel, gebruiksaanwijzing of studieboek.

 Doel: de schrijver wil je informeren over een onderwerp.
Belangrijk: de mening van de schrijver doet er niet toe en komt niet in de tekst voor.

Slide 20 - Slide

Overtuigen (optie 1)

Betogende teksten.

Zoals: een betoog, de ingezonden brief, commentaar reactie.
 
Doel: de schrijver wil met argumenten de lezer WEL overtuigen van zijn mening of de lezer activeren.
Belangrijk: de mening van de schrijver staat voorop.



Slide 21 - Slide

Overtuigen (optie 2)

Betogende teksten.

Zoals: een beschouwing, een recensie of discussiestuk. 

 Doel: de lezer een mening laten vormen.
Door: voorargumenten, tegenargumenten en een weerlegging.
Belangrijk: de mening van de schrijver staat niet voorop. De schrijver wil de lezer laten nadenken over de verschillende mogelijkheden. 

Slide 22 - Slide

Activeren

Activerende teksten

Bijvoorbeeld: een verkiezingsaffiche, reclamefolder, advertentie

 Doel: de schrijver wil dat de lezer iets gaat doen.
Belangrijk: de mening van de schrijver maakt niet uit, het gaat om het product. 


Slide 23 - Slide

Amuseren

Verhalende of amuserende teksten

Zoals: een kort verhaal, strip, cartoon of roman. 

Doel: de schrijver wil de lezer door bijvoorbeeld te ontroeren of aan het lachen te
maken. 
Belangrijk: de verhalen zijn bijna altijd fictie behalve een column, deze is vaak naast amuserend ook willen informeren en/of overtuigen. 

Slide 24 - Slide

Instrueren
Instructieve teksten
Zoals: een handleiding, instructie, gebruiksaanwijzing, recept.

Doel: de schrijver wil de lezer uitleggen hoe iets gedaan moet worden of hoe iets werkt. Vaak in stappen ondersteunt door afbeeldingen.
Belangrijk: lijkt op een informerende tekst, de mening van de schrijver komt niet in de tekst voor. Er is een einddoel dat gehaald moet worden. 

Slide 25 - Slide

Tekstsoorten en -doelen in één stuk?
Wat als een tekst zowel verzonnen als echte gebeurtenissen bevat en verschillende schrijfdoelen heeft?

De schrijver kan verschillende schrijfdoelen hebben. Een betoog kan veel informerende gedeeltes bevatten en een beschouwing kan ook overtuigen.
Ja, en tekst kan dus meerdere tekstsoorten en tekstdoelen hebben.


En nu?               ? + oefenen! =

Slide 26 - Slide

Welke tekstsoort is dit?
A
Informatieve tekst
B
Betogende tekst
C
Instructieve tekst
D
Verhalende tekst

Slide 27 - Quiz

Welke tekstsoort is dit?
A
Informatieve tekst
B
Activerende tekst
C
Instructieve tekst
D
Verhalende tekst

Slide 28 - Quiz

Welke tekstsoort is dit?
A
Informatieve tekst
B
Betogende tekst
C
Instructieve tekst
D
Verhalende tekst

Slide 29 - Quiz

Pauze
timer
5:00

Slide 30 - Slide





startmalmbergmbo.nl
Module Bouwstenen 2F
Hoofdstuk 4: Succes! Samenhang
 * § 4.1 Warmlopen
 * § 4.2 Lezen
 Opdracht 1 t/m 14










Aan de slag!

Slide 31 - Slide

Wat hebben we besproken?

* Noem eens een tekstdoel.

* Noem eens een tekstsoort.


Slide 32 - Slide

Voor thuis:

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Noem één of
meerdere tekstdoelen

Slide 35 - Mind map