Het geeft aan dat twee zinnen of alinea's bij elkaar horen.
Je kunt verbanden leggen
Slide 2 - Slide
Verschillende signaalwoorden
Ze geven verschillende tekstverbanden aan:
Opsomming
tegenstelling
Voorbeeld
Slide 3 - Slide
Hoe herken je een signaalwoord
Eerst moet je weten welke woorden een signaal geven
Daarna moet je ermee oefenen
Slide 4 - Slide
Signaalwoorden voorbeelden
Marja heeft diverse schoenen, bijvoorbeeld haar zwarte laarzen
Yvonne houdt van erg van roze. Een voorbeeld is haar dekbed met varkentjes erop
Ik vind Grieks eten erg lekker, zoals gyros en Tzatziki
Slide 5 - Slide
Signaalwoorden tegenstellingen
Ik hou niet van vliegen, maar ga wel graag op reis
Mijn oma houdt van verjaardagen, in tegenstelling tot mijn opa
Hij stond lijnrecht tegenover het idee van zijn klant
Slide 6 - Slide
Opsomming
Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.
Ten eerste vind ik het heel erg leuk om naar school te gaan en ten tweede leer ik er veel van.
Slide 7 - Slide
Opdrachten
Blok 4 Maak opdracht 7 op blz 189
Blok 5 Maak opdracht 1 op blz 230
Slide 8 - Slide
aankondigende zinnen
Een aankondigende zin staat meestal aan het eind van een alinea en vertelt wat je verderop in de tekst kunt verwachten.
Voorbeeld: Laten we eens stuk voor stuk gaan bekijken wat de argumenten van de clubleiding nu echt waard zijn. Ten eerste het gebrek aan geld om nieuwe spelers te kunnen kopen.
Slide 9 - Slide
overgangszinnen
Overgangszinnen zijn samenvattende zinnen aan het begin of het eind van een alinea. Ze bevatten een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, vaak in de vorm van verwijswoorden zoals: die, dat, deze, hiermee, hiervan, zulke, zo'n, enz.
Voorbeeld: In de laatste ijstijd was de Noordzee nog land.
Slide 10 - Slide
doel middel
Doel-middel
Signaalwoorden: om te, opdat, door middel van, daarmee, met de bedoeling, daartoe.
Voorbeeld: volgens mij doet hij dat gewoon met de bedoeling ons te pesten.
Slide 11 - Slide
oorzaak gevolg
Oorzaak, gevolg
Signaalwoorden: want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, als gevolg van, ten gevolge van.
Voorbeeld: soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.
Slide 12 - Slide
uitspraak -reden
Reden, verklaring, argument
Signaalwoorden: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van, immers, om die reden.
Voorbeeld: om die reden is hij mijn minst favoriete docent.
Slide 13 - Slide
uitspraak - reden
Overeenkomst, vergelijking
Signaalwoorden: net zoals, hetzelfde als, evenals, evenzeer, overeenkomstig, is vergelijkbaar met.
Voorbeeld: [...] evenals gekookte wortels, die lust ik ook niet.