All Right! - Unit 3

Unit 3
1 / 51
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Unit 3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

3.1   CROSSING BORDERS
Lesson 1 doen we klassikaal.

Kijk en luister naar de video op de volgende slide en beantwoord de vragen.

Slide 5 - Slide

3

Slide 6 - Video

00:26
Waar kwamen de eerste bewoners van Australië waarschijnlijk vandaan?
A
Europa
B
Zuidoost-Azië

Slide 7 - Quiz

01:44
Wanneer claimde James Cook Australië voor de Britse kroon?
A
1770
B
1788

Slide 8 - Quiz

02:54
Hoe konden gevangenen ontsnappen uit de Australische gevangenis?
A
Dat lukte niemand, want het was onmogelijk om te ontsnappen.
B
Sommigen braken hun boeien open met hun werkgereedschap.

Slide 9 - Quiz

3.2 LISTENING

  • Je kunt informatie over alledaagse dingen verstaan.

  • Towns and cities.

  • Woordvolgorde: plaats vóór tijd


Leerdoelen:
Words:
Grammar:

Slide 10 - Slide

3.2 LISTENING
  • Doornemen WORDS 'Towns and cities'`op p. 18.

  • Loop nu door het lokaal en zoek de 8 'locaties'.
    Schrijf op je blaadje:
    De letter van de afbeelding + het Engelse woord van de locatie op de afbeelding.

  • Nakijken.
WORDS 'Towns and cities'

Slide 11 - Slide

3.2 LISTENING
  • Maak Exercise 1 klassikaal. Vul het antwoord op de vraag aan het einde van het filmpje in bij Exercise 1 op p. 90.

  • Maak Exercise 2 t/m 5 op p. 90-91.

Maak de opdrachten serieus en kijk ze goed na.
Daar leer je van!
WORDS 'Towns and cities'
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Exercise 2 t/m 5
Pagina 90-91

Kijk de Exercises goed na.

Verbeter je eigen fouten.
Daar leer je van!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

3.2 LISTENING

Uitleg Woordvolgorde met een ezelsbruggetje:




GRAMMAR 'Woordvolgorde'
WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
onderwerp:
persoon
dier
ding
werkwoorden:
alle werkwoorden zet je bij elkaar
antwoord op:
wat doet het onderwerp?
plaats:
land, gebouw, stad, plein, locatie, enz.
tijdsbepaling:
tijdstip, dag, maand, jaar, moment, enz.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
like
I
on that wall
the colourful paintings

Slide 20 - Drag question

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
am doing
tonight
I
my homework
in my room

Slide 21 - Drag question

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
we
a good film
watched
yesterday

Slide 22 - Drag question

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
two minutes ago
in the garage
a wall
was painting
dad

Slide 23 - Drag question

3.2 LISTENING
Opdracht:
Loop door het lokaal en zoek de afbeeldingen van de locaties.

Schrijf bij 2 afbeeldingen een correcte Engelse zin waar je dat woord bij gebruikt. Er mag NIET 2x precies dezelfde zin op het blad staan!

Denk om de woordvolgorde: WIE DOET WAT WAAR WANNEER




GRAMMAR 'Woordvolgorde'

Slide 24 - Slide

3.2 LISTENING

  • Maak Exercise 6 t/m 10 op p. 92-94.
    Tip: gebruik het ezelsbruggetje!



GRAMMAR 'Woordvolgorde'
WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
onderwerp:
persoon
dier
ding
werkwoorden:
alle werkwoorden zet je bij elkaar
antwoord op:
wat doet het onderwerp?
plaats:
land, gebouw, stad, plein, locatie, enz.
tijdsbepaling:
tijdstip, dag, maand, jaar, moment, enz.

Slide 25 - Slide

Exercise 6 t/m 10
Pagina 92-94

Kijk de Exercises goed na.

Verbeter je eigen fouten.
Daar leer je van!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
drinking
we
today
in a cafe

Slide 32 - Drag question

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
yesterday
was
we
in the harbour

Slide 33 - Drag question

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
we
boats
park
yesterday
in the harbour

Slide 34 - Drag question

WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER
is
the centre city
in the evening
very busy

Slide 35 - Drag question

3.2 LISTENING

  • Je kunt informatie over alledaagse dingen verstaan.

  • Towns and cities.

  • Woordvolgorde: plaats vóór tijd.


Leerdoelen:
Words:
Grammar:
Opdracht:

Maak de Test Jezelf van Lesson 3.2 in All Right online.

Slide 36 - Slide

3.3 SPEAKING

  • Je kunt iemands mening vragen.
  • Je kunt je eigen mening geven.
  • Je kunt een voorstel doen en op een voorstel reageren.

  • Arts and crafts.



Leerdoelen:
Words:

Slide 37 - Slide

3.3 SPEAKING
  • Bestudeer WORDS 'Arts and crafts' op p. 119.
    Luister goed naar je docent wat je nu moet doen.

  • Klaar met de activiteit?
    Maak nu Exercise 2 t/m 6 op p. 96-98.
    Bestudeer daarvoor EXPRESSIONS
    op p. 97.

WORDS
Let op: Exercise 4 kun je maken met de tekst die boven de opdracht staat. Je MAG de opdracht ook online opzoeken. Schrijf de antwoorden in je boek!

Slide 38 - Slide

Exercise 2 t/m 6
Pagina 97-98

Kijk de Exercises goed na.

Verbeter je eigen fouten.
Daar leer je van!

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

3.3 SPEAKING
WORDS

Slide 45 - Slide

3.4 READING
WORDS

Slide 46 - Slide

3.5 WRITING

  • Een tag question is een korte vraag die je achter een zin plakt.
  • Daarmee kun je vragen of iets wat jij zegt klopt.                                                       In het Nederlands vraag je dan: 'nietwaar?', 'toch?' of 'of wel / of niet?'

Bijv.: Jij bent Tims broer, nietwaar?  =  You are Tim's brother, aren't you? 
           
GRAMMAR 'Tag questions'

Slide 47 - Slide

3.5 WRITING
Regels Tag Questions:

  1. In de tag gebruik je hetzelfde persoonlijk voornaamwoord als in de zin (of het pers. vnw. wat bij de persoon in de zin hoort).
    You are Tim's brother, aren't you?

  2. In de tag gebruik je dezelfde vorm van het werkwoord als in de zin + n't (= not).
    You are Tim's brother, aren't you?

  3. Je gebruikt n't (=not) OF in de zin, OF in de tag. Nooit in beide!
    You are Tim's brother, aren't you?
GRAMMAR 'Tag questions'

Slide 48 - Slide

3.5 WRITING
  • Maak Opdracht 4 klassikaal. Vul de antwoorden in online.

  • Maak Opdracht 5 + 6 online.

Maak de opdrachten serieus en kijk ze serieus na.
Daar leer je van!
Grammar 'Tag questions'

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

3.5 WRITING
  • Bestudeer de Expressions D in de Studybox van Lesson 3.5

  • Maak Opdracht 7 + 8 online.

Maak de opdrachten serieus en kijk ze serieus na.
Daar leer je van!
Expressions D

Slide 51 - Slide