Dus bij een prijs van € 250 worden er 50 phones aangeboden
Slide 11 - Slide
Vraag
Stel: Qa=5P-400 en P=130
Bereken het aanbod
Slide 12 - Slide
Vraag
Qa=5P-400 en P=130
Qa = (5 x 130) -400
Qa = 650 - 400
Qa = 250
Bij een prijs van 130 worden er 250 stuks aangeboden
Slide 13 - Slide
Vraag
Qa=10P-80 Qa = 200
bereken nu de prijs!!!
Slide 14 - Slide
Vraag
Qa=10P-80 Aanbod = 200
200 = 10P -80
200 + 80 = 10P
280 = 10P (beide kanten delen door 10)
28 = P
Slide 15 - Slide
Lesdoel
de aanbodlijn
Slide 16 - Slide
Aanbodlijn tekenen
om een lijn te tekenen, heb je 2 punten nodig
punt 1 vul P=0 in de formule in en reken Q uit
punt 2 vul een willekeurige prijs (P) in en reken Q uit
vul de 2 punten in het assenstelsel in en teken de lijn
Slide 17 - Slide
Lesdoel
wat zijn ?
Slide 18 - Slide
Aanbodfactoren
De aanbodlijn verschuift als:
De kosten veranderen, (bijv. arbeidskosten of grondstofkosten)
De technologie verbetert
Slide 19 - Slide
Samenvatting
wat is aanbod op de markt
hoe reken je met de aanbodfunctie
hoe teken je de aanbodlijn
wat zijn aanbodfactoren
Slide 20 - Slide
Aan de slag
Lees de theorie eerst goed door!!!
Maak de vragen opdracht 15, 16, 17, 19 uit paragraaf 3.2 in je boek
Slide 21 - Slide
Extra instructie
Bekijk de filmpjes voor extra uitleg
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
Oefenen
Lees de theorie goed door en maak daarna de lesson vragen
Slide 25 - Slide
De aanbodlijn loopt van linksboven naar rechtsonder.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Wat is een vergelijking van de aanbodlijn?
A
Q = 3P + 100
B
Q = -3P +100
C
Q = -25.000P - 10.000
D
Q = 25.000P - 10.000
Slide 27 - Quiz
Q = p-100
A
Dit is een vraaglijn
B
Dit is een aanbodlijn
C
Dit is een budgetlijn
D
Ik heb geen idee
Slide 28 - Quiz
Q =-0,5p+200
A
Dit is een aanbodlijn
B
Dit is een vraaglijn
C
Dit is een budgetlijn
D
Ik heb geen idee
Slide 29 - Quiz
Hoeveel wordt er aangeboden bij een bedrag van €4,-? Qa = 25.000P - 10.000
A
110.000 stuks
B
100.000 stuks
C
90.000 stuks
D
de uitkomst is negatief
Slide 30 - Quiz
Inkopen van grondstoffen wordt goedkoper. Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
die schuift naar rechts
B
die schuift naar links
C
er komt een ander punt op de aanbodlijn tot stand
D
er verandert niets.
Slide 31 - Quiz
Marktevenwicht
Je hebt vraag naar een product (consumenten) en je hebt aanbod van een product (producenten).
Als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn, is er marktevenwicht.
De prijs die hierbij hoort = evenwichtsprijs De hoeveelheid die hierbij hoort = evenwichtshoeveelheid
Slide 32 - Slide
Als de lijnen elkaar kruisen dan noemen we dat het evenwichtspunt. Dit is het ideale punt van de markt. In dit punt is vraag en aanbod aan elkaar gelijk.
Marktevenwicht
Slide 33 - Slide
Marktevenwicht
Qa = Qv
de vraagfunctie (Qv) is gelijk aan de aanbodfunctie (Qa)
Qa=Qv Zo reken je de evenwichtsprijs- en hoeveelheid uit
Slide 34 - Slide
Vraag
Qv=-10P+80 Qa=20P-40
Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid
Tip : Qv = Qa vul maar in!
Slide 35 - Slide
Vraag
Qv= -10P+80 Qa= 20P-40
Qv = Qa -10P + 80 = 20P - 40
getallen en P's bij elkaar brengen of balansmethode toepassen
Slide 36 - Slide
Getallen en P's bij elkaar
Balans methode
-10P + 80 = 20P - 40
80 + 40 = 20P + 10P
120 = 30P (beide kanten delen door 30)
P = 4
-10P + 80 = 20P - 40
1. + 10P links van = en rechts 2. +40 rechts van = en links
80 + 40 = 20P + 10P
120 = 30P (beide kanten delen door 30)
P = 4
Slide 37 - Slide
Vraag
Qv= -10P+80 Qa= 20P-40
P = 4 vul P in om Q te berekenen
Qv = (-10 x 4) + 80 Q = 40
Qa = (20 x 4) - 40 Q = 40
Marktevenwicht Bij een prijs van 4,- is de hoeveelheid 40 stuks
Slide 38 - Slide
Lesdoel
wat is aanbodoverschot en wat is vraagoverschot
Slide 39 - Slide
Overschot van vraag of aanbod
Aanbodoverschot: Bij een hogere prijs is er meer aanbod dan vraag. Producenten blijven met voorraad zitten
Vraagoverschot: Bij een lagere prijs is de vraag groter dan het aanbod Niet alle consumenten kunnen het product kopen