Les 3

Huiswerk deze les
Doornemen paragraaf 5.2
Maken de opdrachten van deze paragraaf

Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Huiswerk deze les
Doornemen paragraaf 5.2
Maken de opdrachten van deze paragraaf

Telefoons
Kauwgom in de prullenbak

Slide 1 - Slide

Huiswerk deze les
Doornemen paragraaf 5.2
Maken de opdrachten van deze paragraaf

Telefoons
Kauwgom in de prullenbak

Slide 2 - Slide





  • We kijken het gemaakte werk na
  • Ik bespreek paragraaf 5.3  Belasting op shoppen?
  • je kunt beginnen aan het huiswerk
  • we eidigen met een quizje
Deze les

Slide 3 - Slide

Opdracht 20
Eigen antwoord, wat je gekocht hebt in een winkel of online. Als het goed is heeft de winkelier wel verdient aan de verkoop.

Opdracht 21
De inkoopprijs wordt betaald door de patatboer die diepvriespatat bij de groothandel koopt. Antwoord B

Slide 4 - Slide

Opdracht 22 
a) Als er verkocht wordt tegen de inkoopprijs zal er weinig geld verdient worden.
b) De reden om toch te verkopen: het bedrijf gaat verbouwen en kan dus wel wat lege ruimte gebruiken.



Slide 5 - Slide

Opdracht 23
Bij een lage inkoopprijs kan de winst hoger zijn. Dit is dus aantrekkelijk.

Opdracht 24
Andere woorden voor brutowinstopslag:
1 de brutowinstmarge
2 de brutowinst




Slide 6 - Slide

Opdracht 25
a) Bij een te lage brutowinst bestaat de kans dat je nettoresultaat negatief is, je maakt verlies als alle kosten van de brutowinst af zijn.
b) Bij een te hoge brutowinst heb je kans dat niemand je product wilt kopen, dan ga je alsnog failliet.


Slide 7 - Slide

Opdracht 26
Je brutowinstopslag is gedaald: dit kan doordat de inkoopprijs hoger is geworden. Gevraagd wordt het gevolg: dat is dat de winst lager wordt. Antwoord C

Opdracht 27
Inkoopprijs                                    € 35,-
Brutowinstopslagpercentage 60%    € 21,-
Verkoopprijs                                  € 56,-
35/100 x60

Slide 8 - Slide

Opdracht 28
a) De brutowinst in euro's: 620 - 400 = € 220,-
b) In een percentage (van de inkoopprijs) is dit 
220 / 400 x 100 = 55%

Opdracht 29
a) De brutowinst in euro's: 39,60 - 22 = € 17,60
b) In een percentage (van de inkoopprijs) is dit 17,60 / 22 x 100 = 80%

Slide 9 - Slide

Opdracht 30
De brutowinst is 79,20 - 33 = € 46,20
In een percentage (van de inkoopprijs) is dit 
46,20 / 33 x 100 = 140% dus antwoord C
            
Opdracht 31
a) de afzet is 190 ijsjes
b) de omzet is 190 x 1,70 = € 323,-

Slide 10 - Slide

Opdracht 32
omzet van deze dag: 21 x 3 = €  63,-


Opdracht 33
Omzet bereken je door de afzet keer de verkoopprijs te doen.
Je hebt dus nodig de inkoopwaarde, de butowinstopslag en de afzet. Antwoord B

Slide 11 - Slide

Opdracht 34
a) Je omzet is € 560,- per boek vraag je € 1,75
Je afzet is dan 560 / 1,75 = 320 (stuks)
b) als je afzet 400 is dan is je omzet het jaar
erna 400 x 1,75 = € 700,-
            
Opdracht 35
a) omzet juni is 2900 x 29 = € 84.100,-
b) eerste half jaar is 2900x(12+14+15+19+24+29)
 is een omzet van 2900 x 113 = € 327.700,-

Slide 12 - Slide

Belasting op shoppen - 5.3

Slide 13 - Slide

Doelen van deze les
Na deze les kun je:

  • uitleggen wat btw is.
  • uitleggen waarom de btw een indirecte belasting is.
  • omschrijven wat de consumentenprijs is en deze berekenen.
  • van de consumentenprijs terugrekenen naar de verkoopprijs exclusief btw.

Slide 14 - Slide

Procenten van een getal. Als het %-teken erbij staat.
Bedrag : 100 x percentage

Als je een kleiner deel van een groter geheel wilt weten.
Deel : Geheel x 100 =

Als er meerdere tijden genoemd worden.
(Nieuw – Oud) : Oud x 100 =

Procenten van een getal.  
Als het %-teken erbij staat.



 getal            [ : 100 x ]   percentage



   
snelle manier:
percentage [ : 100 x ]    getal



 

Als je een deel van 
een geheel wilt weten.



          deel : geheel x 100


 






Als er meerdere tijden genoemd worden.  



       (nieuw-oud) : oud x 100

Rekenen met procenten --> drie formules
1
2
3
of

Slide 15 - Slide

BTW
BTW = Belasting over de Toegevoegde Waarde

  • Indirecte belasting (je betaalt alleen als je koopt!)
  • 9% BTW - basisbehoeften
  • 21% BTW - overige behoeften

Slide 16 - Slide

Consumentenprijs
 Consumentenprijs = prijs die jij in de winkel betaald
                                = prijs inclusief BTW --> 121%

Formule 9% BTW
Consumentenprijs = verkoopprijs exclusief BTW : 100 x 109

Formule 21% BTW:
Consumentenprijs = verkoopprijs exclusief BTW : 100 x 121

Slide 17 - Slide

Verkoopprijs exclusief BTW
Verkoopprijs exclusief BTW = consumentenprijs - BTW
                                              = prijs van winkelier --> 100%

Formule 9% BTW
Verkoopprijs exclusief BTW = consumentenprijs : 109 x 100

Formule 21% BTW
Verkoopprijs exclusief BTW = consumentenprijs : 121 x 100

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Huiswerk volgende les
Doornemen paragraaf 5.3
Maken: alle opdrachten van deze paragraaf

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Afsluiting les

  • er volgen een aantal vragen
  • maak de vraag, we kijken ze daarna na

Slide 22 - Slide

Van Product X worden 800 stuks verkocht. Bereken de omzet als de verkoopprijs € 1,65 is.

Slide 23 - Open question

Wat is BTW?

Slide 24 - Open question

De prijs van een fiets exclusief btw is € 200,-. Het btw-tarief is 21%. Bereken de consumentenprijs.

Slide 25 - Open question

De consumentenprijs van een brood is € 3,75. Het btw-tarief is 9%. Bereken de prijs exclusief btw.

Slide 26 - Open question

Wat gebeurt er met het aantal producten dat mensen kopen als de BTW hoger wordt? Leg uit.

Slide 27 - Open question

Waarom willen sommige mensen graag dat de BTW op groente en fruit verlaagd wordt naar 0%?

Slide 28 - Open question

Waarvoor staat de afkorting BTW?
A
Belasting toegevoegde waarde
B
Belasting toekomende waarde
C
Bruto toegevoegde waarde
D
Bruto toekomende waarde

Slide 29 - Quiz

Welk percentage BTW kennen wij niet in Nederland?
A
21%
B
9%
C
6%
D
0%

Slide 30 - Quiz

De consumentenprijs voor een knipbeurt bij de kapper is € 18,50. Het BTW-percentage is 9%. Wat is de verkoopprijs exclusief BTW?
A
€ 16,84
B
€ 20,17
C
€ 15,29
D
€ 16,97

Slide 31 - Quiz

De verkoopprijs exclusief BTW voor een auto is
€ 19.834,71. Het BTW-percentage is 21%. Wat is de consumentenprijs?
A
€ 23.999,99
B
€ 16.392,32
C
€ 24.000,00
D
€ 21.619,83

Slide 32 - Quiz