Mavo2 10.05.2022 1e les

1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

  • Wiederholung (5min)
  • selbstständig Arbeiten (10min)
  • Grammatik (10min)
  • zusammen Arbeiten (10min) 
  • Planen (5min)
  • Feedback (5min)




Slide 2 - Slide

  • Je kunt de werkwoorden können, dürfen, müssen, wissen, sollen, wollen en mögen in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Leerdoel
Je kunt de werkwoorden können, dürfen, müssen, wissen, sollen, wollen en mögen in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 5 - Slide

Ihr (sollen) _______ jetzt die Hausaufgaben machen.

Slide 6 - Open question

Er (wollen) _______ morgen ein neues Auto kaufen.

Slide 7 - Open question

Wir (dürfen) _______ jetzt die Hausaufgaben machen.

Slide 8 - Open question

Meine Mutter sagt, ich (können) _______ mehr für die Schule lernen.

Slide 9 - Open question

Du(müssen) _______ morgen ein neues Shirt kaufen.

Slide 10 - Open question

(Mögen) _______ du deine Jacke?

Slide 11 - Open question

(Mögen) _______ Sie Nudeln?

Slide 12 - Open question

Sabine (wollen) _______ ihr neues Kleid tragen.

Slide 13 - Open question

timer
10:00
Wat kan ik doen? 
  • hoofdstuk 9 
  • woorden leren van hoofdstuk 9
  • stempels
  • grammatica herhalen

Slide 14 - Slide

Leerdoel
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken.

Slide 15 - Slide

Grammatik
  • De vormen mich, dich enzovoort zijn de vormen van het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval. 
  • Na für en een aantal andere voorzetsels staat het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval. 

Slide 16 - Slide

timer
10:00
Wat kan ik doen?
  • hoofdstuk 9 
  • woorden leren van hoofdstuk 9
  • stempels
  • grammatica herhalen

ZUSAMMEN 
ARBEITEN

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

  • Je kunt de werkwoorden können, dürfen, müssen, wissen, sollen, wollen en mögen in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken.

Slide 19 - Slide

Planen

Slide 20 - Slide

Reflektieren
              schrijf het op een blaadje                                 en lever het in!
  • Wat heb je gedaan vandaag? 
  • Wat is het beste gelukt?
  • Wat had je beter kunnen doen?
  • Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?



timer
1:00

Slide 21 - Slide

Wat heb je gedaan vandaag?
Wat is het beste gelukt?
Wat had je beter kunnen doen?
Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?

Slide 22 - Open question

Is jouw planning op orde?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Slide 24 - Slide

Wat wil je de volgende Duits les gaan doen?

Slide 25 - Mind map

Wat had je beter kunnen doen?

Slide 26 - Mind map

Slide 27 - Slide