§4 Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

 Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kunt verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden 

Slide 2 - Slide

Herhalingen maken een tekst saai. 
Om te voorkomen dat je in een tekst steeds dezelfde zelfstandige naamwoorden schrijft, gebruik je verwijswoorden. 

Een verwijswoord wijst meestal terug naar een woord of een groepje woorden dat eerder genoemd is.

Slide 3 - Slide

Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst: mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o)
Je hebt al geleerd dat je kunt verwijzen met deze, die, dit en dat

Je kunt ook verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 4 - Slide

Zo verwijs je met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.



Zie het schema in je boek op blz. 236

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Maken:
Cursus 6 § 4
Verwijzen met pers. en bez. vnw.
blz. 236

Opdracht    1 t/m 6

Slide 8 - Slide

Tekst

Slide 9 - Slide

Tekst

Slide 10 - Slide

Aan de slag

Slide 11 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 12 - Slide

H1E- 2022-2023

Slide 13 - Slide