Dat mensen om je heen een product afraden of aanraden.
C
Dat jij je mening geeft over een product, thuis of bij je vrienden
D
A, B, C, zijn alle drie goed
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat is sociale beïnvloeding?
A
Dat mensen om je heen invloed hebben op je keuze
B
Dat mensen om je heen een product afraden of aanraden.
C
Dat jij je mening geeft over een product, thuis of bij je vrienden
D
A, B, C, zijn alle drie goed
Slide 1 - Quiz
Technologische ontwikkeling is:
A
producten worden kleiner
B
producten worden sneller
C
producten worden beter
D
A,B,C zijn alle drie goed
Slide 2 - Quiz
Wat is sociale beïnvloeding?
A
Dat mensen om je heen invloed hebben op je keuze
B
Dat mensen om je heen een product afraden of aanraden.
C
Dat jij je mening geeft over een product, thuis of bij je vrienden
D
A, B, C, zijn alle drie goed
Slide 3 - Quiz
Wat is zelfvoorziening?
A
Dat je je zelf voorziet
B
Wanneer je zelf in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
C
Zelf groenten verbouwen, zelf je huis schilderen, zelf jam maken.
D
Wanneer je in jouw behoeften voorziet door eigen gemaakte producten
Slide 4 - Quiz
Wat is een bestedingspatroon?
A
Jongeren geven geld anders uit dan ouderen
B
Ouderen geven meer geld uit dan jongeren
C
Snoep, frisdrank, alcoholische drank, kleding, uitgaan, smartphoon etc.
D
Waar mensen hun geld aan uitgeven
Slide 5 - Quiz
Wat is een prioriteitenlijst
A
Een lijst met jouw behoeften
B
Een lijst met daarop jouw beste muziek
C
Een lijst met jouw behoeften de belangrijkste staat bovenaan
D
Een lijst met je verwachte inkomsten en uitgaven.
Slide 6 - Quiz
Consumeren is: (kies het meest juiste antwoord)
A
Het kopen van goederen en diensten om in je behoeften te voorzien
B
Het kopen van diensten
C
Het kopen van goederen
D
Het kopen van goederen en diensten
Slide 7 - Quiz
Bij welk antwoord staan alleen diensten?
A
een concert van Jan Doddema , naar de kapper gaan, een taxirit
B
een iPhone, een economieles, een leesboek
C
een voetbal, naar de kapper gaan, een horloge
D
Geen antwoord is goed
Slide 8 - Quiz
Goederen zijn hetzelfde al diensten
A
dat is waar
B
dat is niet waar
C
dat kan waar zijn maar hoeft niet zo te zijn
Slide 9 - Quiz
Wat zijn basisbehoeften?
A
Brood
B
Water
C
een huis
D
A, B en C zijn goed
Slide 10 - Quiz
Reclame wordt gemaakt om:
A
Het product bij de consument bekend te maken
B
Het product beter te verkopen
C
Informatie te geven over het product
D
A,B,C. Zijn alle drie goed
Slide 11 - Quiz
Wat is een doelgroep
A
Groep die voor een doel staat
B
Mensen met dezelfde interesses
C
Een groep mensen waarvoor een verkoper reclame maakt
D
Alle klanten bijelkaar
Slide 12 - Quiz
TV, internet, tijdschriften posters langs de weg, radio zijn voorbeelden van media. Waar kun een bakker uit Drachten het beste zijn advertentie plaatsen?
A
Op de tv
B
In de Drachtster Courant
C
Op internet
D
In de Metro
Slide 13 - Quiz
Welke soort reclame vertelt iets over de prijs van een product?
A
Informatieve reclame
B
Actiereclame
C
Informatieve- en actiereclame
D
Geen van de antwoorden is goed
Slide 14 - Quiz
Welk van onderstaande producten voorziet in een primaire behoefte?
A
auto
B
winterjas
C
diepvriezer
D
televisie
Slide 15 - Quiz
Welke stelling is juist?
A
Kinderen kunnen ook consumenten zijn
B
een prioriteitenlijst staat altijd op papier
C
Welvaart hangt alleen af van hoeveel geld je hebt
D
Nederland is welvarender dan België omdat het gemiddeld inkomen in Nederland hoger is
Slide 16 - Quiz
schaarste betekent in de economie
A
dat er weinig van is
B
dat mensen secundaire behoeften hebben
C
dat je middelen te beperkt zijn om in al je behoeften te voorzien
D
dat mensen zich door reclame laten beïnvloeden
Slide 17 - Quiz
Wat is de beste beschrijving van zelfvoorziening?
A
alle artikelen waar je behoefte aan hebt zelf kopen
B
directe ruil toepassen (dus geen geld gebruiken)
C
een uitkering voor mensen zonder werk
D
zelf de producten maken om in je behoeften te voorzien
Slide 18 - Quiz
Wat doet het NIBUD? Een voorbeeld is:
A
onderzoek doen naar de invloed van reclame
B
onderzoek doen naar de uitgaven van jongeren
C
onderzoek doen naar de inkomsten en uitgaven van de overheid
D
voorlichting geven aan jongeren over welke producten ze moeten kopen
Slide 19 - Quiz
Wat is een bestedingspatroon?
A
manier waarop mensen in het algemeen hun geld uitgeven
B
regels die het NIBUD geeft voor de manier waarop mensen hun geld moeten uitgeven
C
geld dat je uitgeeft aan je huishouden
D
degene in het huishouden die bepaald waar het geld aan wordt uitgegeven
Slide 20 - Quiz
Wat is een voorbeeld van commerciële beïnvloeding?
A
een klasgenoot vindt dat je een bepaald product beter niet kunt kopen
B
je koopt altijd hetzelfde merk frisdrank
C
in de winkel kies je altijd voor het goedkoopste brood
D
je wilt net zo "cool" zijn als die jongeren in de reclame die op straat dansen
Slide 21 - Quiz
als je moeder zegt dat je met "die broek het huis niet meer in komt", dan spreken we van
A
sociale beïnvloeding
B
kindermishandeling
C
commerciële beïnvloeding
D
vergelijkend warenonderzoek
Slide 22 - Quiz
Bij welke van onderstaande producten zijn kinderen een belangrijke doelgroep
A
bloemen
B
krant
C
frisdrank
D
brood
Slide 23 - Quiz
Van welke reclame is sprake bij "drie voor de prijs van twee"
A
actiereclame
B
reclame om de houding te veranderen
C
informatieve reclame
D
sociale reclame
Slide 24 - Quiz
Wat zijn media? (enkelvoud: medium)
A
helderzienden
B
facebook, twitter enz.
C
kranten
D
kanalen die reclamemakers gebruiken voor hun boodschap
Slide 25 - Quiz
In welk medium kan de bakker uit Buitenpost het beste zijn advertentie plaatsen?
A
de Telegraaf
B
vakblad voor bakkers
C
Nationale radio
D
de plaatselijke krant "De Feanster"
Slide 26 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Reclame voor Gamma en Appelsientje zijn actiereclames
B
Reclame voor Gamma is actiereclame en reclame voor Appelsientje is informatieve reclame
C
Reclame voor Gamma en Appelsientje zijn informatieve reclames
D
Reclame voor Gamma is informatieve reclame en voor Appelsientje is actiereclame
Slide 27 - Quiz
De consumentenbond gebruikt "beste koop" en "voordelige keus". Waaraan moet de "beste koop" voldoen?
A
Goede kwaliteit voor een redelijke prijs
B
het product dat het allerbeste scoort op alle onderdelen
C
Goedkoopste uit de test die voldoende scoort op kwaliteit
D
kwalitatief wat minder, maar voor een redelijke prijs