écris dans ton cahier:
1. écouter
2. traduis les mots
3. grammaire: bv. je veux (kies ce(t), cette, ces).......... robe.
les garçons (kunnen) ................ travailler.
4. Ik kan een product beschrijven in hele zinnen! : wat wil je kopen, waar, voorwerp, kleur, maat & prijs.
5. lire un texte
6. combine les mots (welke woorden passen bij elkaar).