Les 17 - V3 - la casa y terminar texto del vlog

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Clase de español V3

jueves, 1 de febrero de 2024

Terminar el texto del vlog

Wat hebben jullie gisteren in de les gedaan?

Los deberes para hoy

Zelfstandig werken

Slides 6 t/m 14

Practicar con el vocabulario

Hacer 3 actividades 

Je mag kiezen welke.

¿Donde está la manzana?

1. en la caja
2. entre las cajas
3. entre la caja
4. en las cajas

¿Dónde está el elefante?

1. a la izquierda de la silla
2. debajo de la silla
3. al lado de la silla

¿Dónde está la pelota?

1. debajo de la mesa
2. encima de la mesa
3. debajo la mesa
4. encima la mesa

¿Dónde está el perro?

1. a la derecha del grifo
2. delante del grifo
3. enfrente del grifo
4. a la izquierda del grifo

¿Dónde está el oso?

1. al lado de los libros
2. encima de los libros
3. debajo de los libros
4. enfrente de los libros

¿Dónde está Paco?

1. lejos de Carmen
2. entre Carmen
3. a la derecha de Carmen
4. enfrente de Carmen

Escucha el fragmento donde María describe su dormitorio.

Luister het fragment en schrijf in je schrift welk ding niet klopt aan haar beschrijving van haar kamer..

Klik hier

Kijk de vorige oefening zelf na

La mochila no está a la derecha del escritorio.

De rugzak bevindt zich (staat) niet rechts van het bureau.

La mochila está a la izquierda del escritorio.

De rugzaak staat links van het bureau.

Preposiciones de lugar 

debajo de	onder
encima de	(boven) op
al lado de	naast
delante de	voor
detrás de	achter

a la derecha de	rechts van
a la izquierda de	links
entre	tussen
en	in / op

¡OJO! 

de + el = del 

Schrijf in je reader op p. 65 achter de voorzetsels het woordje ''de'' als dat erbij hoort.

vrouwelijk znw:

de + la = 

DE   LA

Mi mesa está 

al lado DE   LA cama.

mannelijk znw:

de + el = 

DEL

Mi mesa está 

al lado DEL armario.

Vul aan:

Al lado ..... ordenador.

¿Qué gramática necesitas para hacer el vídeo?

La gramática necesaria

los verbos regulares e irregulares del presente

Los verbos reflexivos

Hay, ser, estar

La hora

gustar

Welke 3 werkwoorden heb je nodig
om plekken of ruimtes te beschrijven?

Leerwerk

ESTAR gebruik je met ..	HAY gebruik je met ...
bepaalde lidwoorden el, la, los, las aa nwijzende voornaamwoorden este, estos, estas, estos bezittelijke noornaamwoorden mi(s), tu(s), su(s), nuestro(s), nuestra(s), vuestro(s), vuestra(s), su(s)	onbepaalde lidwoorden un, una, unos, unas onbepaalde hoeveelheden mucho(s), mucha(s) , poco(s), poca(s), algunos ,algunas telwoorden un, dos, tres, cuatro etc.

Klik hier

algunos, algunas = enkele, een paar

este, esta, estos, estas = deze, dit

poco(s), poca(s) = weinig

Tu casa

Je laat je huis zien (zie voorbeeldfilmpje in lessonup 17)

Je vertelt hoe je huis is: groot, klein, mooi, oud, nieuw, gezellig etc.

Je vertelt wat je favoriete plek in huis is. En je vertelt ook waarom.

Je vertelt wat er in de verschillende ruimtes van je huis is 

Je beschrijft je slaapkamer, waarbij je vertelt waar je meubels staan.

Gebruik minimaal 3x hay, 3x ser en 3x estar (vaker mag)

La evaluación

Controleer jouw tekst voor de vlog met behulp van de checklist.

Staat alles erin?

Heb je de grammatica gecontroleerd?

Heb je de juiste woorden gebruikt?

Heb je de juiste werkwoorden gebruikt?

Etc -> zie checklist

Los deberes para el jueves

Inleveren video over je dagelijkse routine

Zie voor eisen checklist (zie bijlage en ook uitgedeeld in de les)