This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Dieren
Thema 3 BS 2 Dieren
Slide 1 - Slide
Ordenen. Ordenen betekent?
A
Het indelen van diersoorten in groepen
B
Het indelen van organismen in groepen
Slide 2 - Quiz
Wat is geen groep bij het ordenen van organismen?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Schimmels
Slide 3 - Quiz
Wat doe je bij het ordenen van organismen?
A
Je deelt dieren in groepen, die op elkaar lijken
B
Je deelt alle organismen in, zodat het overzichtelijk blijft
Slide 4 - Quiz
Welke drie kenmerken bekijken biologen bij ordening als eerste om organisme te ordenen?
A
Celwand, celkern & vacuole
B
Celwand, celkern & bladgroenkorrels
C
Celkern, vacuole & celmembraan
D
Celwand, celmembraan & bladgroenkorrels
Slide 5 - Quiz
Dieren ordenen
Bij het ordenen van dieren zijn de belangrijkste kenmerken:
1. De symmetrie
2. Skelet
Slide 6 - Slide
Symmetrisch
Symmetrisch wil zeggen dat een organisme (levend wezen) twee gelijke helften heeft.
De ene kant is het spiegelbeeld van de andere kant.
Bijvoorbeeld de mens. Als ik van boven naar beneden een lijn trek, zijn beide kanten erg gelijk.
Als ik ga inzoomen zal dit niet zo zijn. De linkerkant heeft misschien meer sproetjes dan de rechterkant. Maar vanaf een afstand is de mens symmetrisch.
Slide 7 - Slide
Bij de indeling van het dierenrijk wordt gekeken naar symmetrie.
Weet jij wat voor soort symmetrie welk dier heeft?