This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Bij het schrijven van brieven in een vreemde taal, kun je schrijfconventies en algemene zinnen uit je hoofd leren die je (met een beetje aanpassing) kunt gebruiken.
Zo start je bij een Franse brief ALTIJD met de plaats en datum links bovenaan.
Slide 2 - Slide
Een informele brief begint met plaats en datum.
Gebruik de datum van vandaag.
Slide 3 - Open question
La lettre informelle - après la date
Begroeten
Bonjour + naam, Salut + naam, Coucou + naam, ...
Inhoud
Tu-vorm gebruiken
Directe vragen stellen: Comment vas-tu ? of Ça va ?
Afsluiten
Bisous, (Grosses) Bises, Je t'embrasse ...
Slide 4 - Slide
Je stuurt een brief aan je vriend Stéphane. Noteer een goede aanhef.
Slide 5 - Open question
Je stuurt een brief aan je vriendin Stéphanie. Noteer een goede aanhef.
Slide 6 - Open question
Bedank de ander voor zijn brief/mail.
Slide 7 - Open question
Vraag de ander hoe het gaat en vertel hoe het met jou gaat.
Slide 8 - Open question
Zeg dat het goed gaat met jou en je hoopt dat het goed gaat met de ander.
Slide 9 - Open question
Je wilt jezelf eerst graag voorstellen, hoe schrijf je dat in het Frans?
Slide 10 - Open question
Vertel hoe je heet.
Slide 11 - Open question
Vertel waar je woont. Noem je woonplaats en land.
Slide 12 - Open question
Vertel hoe oud je bent.
Slide 13 - Open question
Beschrijf jezelf in twee zinnen.
Slide 14 - Open question
Vertel hoeveel broers of zussen je hebt.
Slide 15 - Open question
Vertel op welke school je zit. Gebruik het werkwoord être.
Slide 16 - Open question
Vertel in welke klas je zit. Gebruik het werkwoord être.
Slide 17 - Open question
Vertel waar je van houdt (hobby- geen sport, vertel wat anders).
Slide 18 - Open question
Vertel welk eten je lekker vindt.
Slide 19 - Open question
Vertel van welk eten je niet houdt. Gebruik een ontkenning.
Slide 20 - Open question
Vertel wat je doet in je vrije tijd. Gebruik het werkwoord faire.
Slide 21 - Open question
Stel drie vragen aan de ander. Je kent hem/haar nog niet.
Slide 22 - Open question
Zeg dat de ander de groetjes moet doen aan zijn ouders.
Slide 23 - Open question
Vertel wat je niet leuk/lekker vindt. Gebruik het werkwoord détester.
Slide 24 - Open question
Feliciteer de ander met zijn/haar verjaardag.
Slide 25 - Open question
Vertel wat je gedaan hebt in je vakantie (Côte d'Azur). Noem 3 dingen.
Slide 26 - Open question
Vertel dat het mooi weer was.
Slide 27 - Open question
Noem twee dingen die je gaat doen in het weekend.
Slide 28 - Open question
vertel dat je drie talen spreekt (Frans - Engels en Duits)