Werkwoorden op -RE

Sleep de juiste vertaling naar de juiste ww op -RE

Repondre

Rendre
Entendre
Perdre
Vendre
Attendre
Teruggeven
Horen
Wachten
Verliezen
Antwoorden
Verkopen
1 / 15
next
Slide 1: Drag question

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Sleep de juiste vertaling naar de juiste ww op -RE

Repondre

Rendre
Entendre
Perdre
Vendre
Attendre
Teruggeven
Horen
Wachten
Verliezen
Antwoorden
Verkopen

Slide 1 - Drag question

Sleep de juiste uitgang naar het juiste persoonvoornaamwoord
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
ENT
ONS
niks
S
EZ

Slide 2 - Drag question

Welke vorm is juist?
Ik wacht (attendre)
A
j´attend
B
j´attendre
C
j´atten
D
j´attends

Slide 3 - Quiz

Welke vorm is juist?
jij verkoopt (vendre)
A
tu vend
B
tu vends
C
tu vendras
D
tu vendu

Slide 4 - Quiz

Welke vorm is juist?
hij antwoordt (repondre)
A
il repon
B
ils repondre
C
il repond
D
il reponds

Slide 5 - Quiz

Welke vorm is juist?
Zij geeft terug (rendre)
A
elle rend
B
elle rends
C
elle rendre
D
elle ren

Slide 6 - Quiz

Welke vorm is juist?
Wij horen (entendre)
A
nous entendont
B
nous entendons
C
nous entendon
D
nous entendre

Slide 7 - Quiz

Welke vorm is juist?
Jullie/U verkopen (vendre)
A
vous vendé
B
vous vendre
C
vous vendez
D
vous vends

Slide 8 - Quiz

Welke vorm is juist?
zij verliezen (perdre)
A
ils/elles perdez
B
ils/elles perdont
C
ils/elles perdrent
D
ils/elles perdent

Slide 9 - Quiz

Let op! nu de passé composé
         een vorm van avoir of etre + het voltooide deelwoord
Het voltooid deelwoord van ww op -RE,  eindigt op U
                                        vendre = verkopen
                                   j´ai vendu = ik heb verkocht 

Slide 10 - Slide

Ik heb gewacht (attendre)
A
j´ai attendre
B
je suis attendu
C
j´ai attendus
D
j´ai attendu

Slide 11 - Quiz

Wij hebben geantwoord (repondre)
A
nous avons repondre
B
nous sommes repondu
C
nous avons repondu
D
nous ont repondu

Slide 12 - Quiz

jij hebt gehoord (entendre)
A
tu as entendu
B
tu es entendu
C
tu a entendu
D
tu entendu

Slide 13 - Quiz

zij heeft teruggegeven (rendre)

Slide 14 - Open question

zij hebben verloren (perdre)

Slide 15 - Open question