Les 7 week 42 Het betoog leerjaar 2 PW/OA

Les 7
Les Nederlands 

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 7
Les Nederlands 

Slide 1 - Slide

Schrijven
Hoe schrijf je een betoog?

Slide 2 - Slide

Wat is een betoog?
Een tekst waarbij de schrijver zijn (lezers)publiek wil overtuigen.

Slide 3 - Open question

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 7 - Slide

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 8 - Slide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT

Slide 9 - Slide

MIDDENSTUK:
  • Verdeel het in minimaal drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld) één tegenargument + weerlegging

Slide 10 - Slide

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 11 - Slide

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 14 - Quiz

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 15 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 16 - Quiz

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 17 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 19 - Slide

Hoofd- en subargumenten
Een standpunt kan iemand verduidelijken/ toelichten met hoofdargumenten. Hij kan zijn standpunt aannemelijk proberen te maken met vergelijkingen, voorbeelden, verklaringen. Het doel van de schrijver van een betoog is namelijk: overtuigen. Deze hoofdargumenten ondersteunen het standpunt. Maar ook deze hoofdargumenten kunnen weer verduidelijkt of verklaard worden. Deze verduidelijkingen of verklaringen noemen we dan subargumenten. Dat zijn dus ondergeschikte argumenten waarmee je de hoofdargumenten ondersteunt. Ook deze subargumenten kunnen weer ondersteund worden door subsubargumenten.

Slide 20 - Slide

Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Hoofdargumenten
Subargumenten
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht. 
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.

Slide 21 - Drag question

Argumentatiestructuren 
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Je werkt op school onder toezicht. 
Hoofdargumenten
Subargumenten

Slide 22 - Slide

Richtlijnen betoog :
Bij het uiteindelijk schrijven van je betoog begin dan eerst met

  • de kern, daarna met
  • de inleiding en vervolgens met
  • het slot.
Eindig je betoog met een pakkende titel.
Deze onderdelen vormen een goede basis voor je uiteindelijke betoog.

Slide 23 - Slide

OOK NOG BELANGRIJK:
  • Let op spelling en interpunctie.
  • Controleer dit altijd, loop elke zin goed door.

Slide 24 - Slide

Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
  • Leraren hebben een taak in de opvoeding.
  • Gewelddadige games moeten verboden worden.
  • Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
  • Appen op de fiets moet verboden worden. 
  • Middelbare scholieren moeten gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
  • Abortus moet verboden worden.  
  • Iedereen moet orgaandonor zijn. 

Denk aan:
Moeilijke verwijswoorden - Moeilijke voegwoorden - signaalwoorden - leestekens 




Slide 25 - Slide

LET OP:
wissel deze manieren wel af!

Slide 26 - Slide