07-01-21

Today
  • Sjoerd, Koen en Senne: Herhaling woordvolgorde
  • Steven: Herhaling Betrekkelijke bijzinnen
  • Gijs: Herhaling Past Simple & Present Perfect 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Today
  • Sjoerd, Koen en Senne: Herhaling woordvolgorde
  • Steven: Herhaling Betrekkelijke bijzinnen
  • Gijs: Herhaling Past Simple & Present Perfect 

Slide 1 - Slide

Woordvolgorde
  • Wie - Doet - Wat - Waar - Wanneer
  • Voorbeeld:
  • (Wie)Koen - (Doet) drives - (Wat) his tractor - (Waar) to Sjoerd - (Wanneer) every Monday.

Slide 2 - Slide

Woordvolgorde
Bijwoorden als usually, never, sometimes & often staan altijd vóór het werkwoord!
Voorbeeld:
John sometimes needs to eat.

Slide 3 - Slide

Woordvolgorde
  1. Rocket League - play - like to - I - during the online class
  2. We - stuck - at home - are - during the pandemic
  3.  Always - work - late - in the evening - you
  4. Brushes - he - his teeth - never

Slide 4 - Slide

Betrekkelijke Bijzinnen
  • Wanneer je extra informatie over iets wilt geven.
  •  Voorbeeld: The dog, which bit off its own tail
  • Zo'n betrekkelijke bijzin begint vaak met who, which, that & whose.
  • Voorbeeld:
  • Steven, ........... needs to play one hour of Rocket League, overslept.

Slide 5 - Slide

Betrekkelijke Bijzinnen
TWEE DINGEN DIE JE MOET ONTHOUDEN
1. Wanneer Who, Which, That of Whose wordt opgevolgd door een Zelfstandig Naamwoord, mag je het weglaten.
The pan, which I bought at the market.
2. Wanneer de betrekkelijke bijzin tussen komma's staat, mag je Who, Which, That of Whose niet vervangen door that.
The pan, which was handmade, belonged to an old lady.

Slide 6 - Slide

Let's practice

Slide 7 - Slide

Past Simple & Present Perfect
  • Past Simple: iets wat in het verleden is gebeurd en afgelopen.
  • Present Perfect: iets wat in het verleden is gebeurd en nog steeds voortduurt of je ziet het resultaat nog steeds

Slide 8 - Slide

Past Simple & Present Perfect
  •  Hoe kan je zien wanneer je de Past Simple of Present Perfect moet gebruiken?
  • Past Simple: Tijdsbepaling! Yesterday, two hours ago, Sunday afternoon
  • Present Perfect: Signaalwoorden! Yet, for, never, ever, always, since...

Slide 9 - Slide

Past Simple & Present Perfect
  • Hoe maak je de beide vormen?
  • Past Simple: vaak -ed erachter, tenzij...
  • Voorbeeld: John ............. (to run) a marathon yesterday.
  • Present Perfect: have/has + volt.dw
  • I ..................... (to live) in the Netherlands for 24 years. 

Slide 10 - Slide

Let's Practice

Slide 11 - Slide