theorie Verkeersregels en snelheid

Verkeersregels en snelheid
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Verkeersregels en snelheid

Slide 1 - Slide

Verkeerstekens
- Verkeersborden
- Verkeerslichten
- Tekens op het wegdek

Je moet ze opvolgen. 
De hoofdregel: Rechts heeft voorrang

Slide 2 - Slide

Voorrang
Rechts heeft voorrang. 
Uitzondering: Bij verkeerstekens (verkeerslichten, tekens op wegdek en verkeersborden)

Slide 3 - Slide

Het plaatje samen met de haaientanden op het wegdek geven aan dat de bestuurder (brommer) voorrang moet geven aan alle bestuurders op de kruisende weg, ook aan bestuurders die van links komen.

Slide 4 - Slide

Het RVV
Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens
bestaat uit 117 artikelen, waarin alle verkeersregels staan
Het RVV gaat er vanuit dat ieder in gelijke mate aanspraak op een veilig gebruik van de weg heeft. 

Slide 5 - Slide

Voorrangsweg
Je rijdt hier op een voorrangsweg. Dat kun je zien aan het bord voorrangsweg. Toch moet je bij rood licht stoppen en de bestuurders op de zijweg voorrang verlenen.
Conclusie: Verkeerslichten gaan boven de voorrangstekens en de verkeersregels.

Slide 6 - Slide

Aanwijzingen bevoegde personen
- politieambtenaren
- verkeersregelaars
- marechaussee
- douaneambtenaar
- verkeersbrigadiers
Aanwijzingen gaan boven verkeerslichten, verkeersborden, verkeerstekens en verkeersregels.

Slide 7 - Slide

Geldigheid verkeersborden
Verkeersborden gelden meestal voor de breedte van de gehele weg. Borden die een parkeerverbod (1) of een verbod tot stilstaan (2) aangeven, gelden maar voor één kant van de weg.



1. parkeerverbod                                          2. verbod tot stilstaan

Slide 8 - Slide

Onder verkeersborden zie je vaak zogenaamde onderborden. Het onderbord geeft aanvullende informatie over uitzonderingen of voor bestuurders van specifieke voertuigen.

 Onderbord

Naast borden die voor de gehele breedte van de weg of voor één kant van de weg gelden kent het RVV ook borden die maar voor één rijstrook of enkele rijstroken gelden.

 
Bord L11

Soms zijn verkeersborden aangebracht op voertuigen (denk aan wegwerkzaamheden). Ook deze verkeersborden zijn geldig en moeten derhalve opgevolgd worden. Dit geldt zowel wanneer het voertuig rijdt als wanneer het voertuig stil staat.

Slide 9 - Slide

Tekens op het wegdek (1)
Doorgetrokken streep
Bestuurders mogen niet over een doorgetrokken streep die de rijbaan in rijstroken verdeelt heen.
Doorgetrokken en onderbroken streep
Soms zijn er een onderbroken en een doorgetrokken streep naast elkaar aangebracht. Wanneer je aan de kant van de onderbroken streep rijdt, mag je wel over de strepen heen naar de andere rijstrook. Wanneer je aan de kant van de doorgetrokken streep rijdt mag dit niet.
Verdrijvingsvlak
Een verdrijvingsvlak is een gedeelte van de rijbaan waarop schuine strepen zijn aangebracht. Het is niet toegestaan op een verdrijvingsvlak te rijden of stil te staan
Voetgangersoversteekplaats
Wanneer op de weg een oversteekplaats voor voetgangers is aangegeven, gaan voetgangers voor als zij oversteken of klaar staan om over te gaan steken.
Voorsorteerstrook en voorsorteervak
Wanneer op het wegdek voorsorteerstroken zijn aangebracht, moeten bestuurders tijdig de juiste voorsorteerstrook kiezen. Deze verplichting geldt zowel voor bestuurders van motorvoertuigen als bromfietsers. Fietsers en snorfietsers mogen gebruik maken van voorsorteerstroken, maar zijn dit niet verplicht.

Slide 10 - Slide

Tekens op het wegdek (2)
Busstrook en busbaan
Een busstrook is een gedeelte van de rijbaan waarop het woord "BUS" of "LIJNBUS" is aangebracht. Busbanen zijn afgescheiden van de rijbaan door bijvoorbeeld een verhoging. Taxi's met vergunning mogen ook gebruik maken van busstroken en busbanen.
Stopstreep
Wanneer een stopstreep op de rijbaan is aangebracht moeten bestuurders stoppen voor de stopstreep, als ze verplicht zijn om te stoppen tenminste.
Haaientanden
Haaientanden zijn voorrangsdriehoeken die op het wegdek zijn aangepast. De haaientanden geven aan dat je voorrang moet verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.
Gevaarlijke situatie
Deze lijnen op het wegdek waarschuwen voor een gevaarlijke situatie.

Slide 11 - Slide

Tijdelijke tekens op het wegdek

Bij wegwerkzaamheden staan vaak tijdelijke verkeerstekens op het wegdek. Die gaan boven andere verkeerstekens op de weg.






Puntstukken

In de nieuwe verkeersregels komt een nieuw woord voor: "puntstuk". Dit is een vlak op het wegdek op de plaats waar wegen zich splitsen of bij elkaar komen. Puntstukken mogen, net als verdrijvingsvlakken, niet gebruikt worden. Daarop is één uitzondering. Als een puntstuk in een spitsstrook ligt, mogen de bestuurders die deze spitsstrook volgen, over het puntstuk heen rijden.

 

Slide 12 - Slide

Gewone verkeerslichten

Bij de gewone, 3-kleurige verkeerslichten, gelden de volgende regels:

Groen licht: doorrijden.
Rood licht: stoppen.
Geel licht: stoppen, behalve als dit redelijkerwijs niet meer mogelijk is. Na een geel licht volgt binnen enkele seconden het rode licht.
Bij een groen verkeerslicht moet je er rekening mee houden dat je alleen mag doorrijden wanneer je het kruispunt in één keer kunt oversteken. Het is niet toegestaan het kruispunt te blokkeren.

Let op: Indien onder het verkeerslicht een bord hangt met daarop de tekst "rechtsaf voor (brom)fietsers vrij", dan mogen (brom)fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig toch rechts afslaan als het verkeerslicht rood of geel is. Hierbij moeten ze wel kruisend en rechtdoorgaand verkeer voor laten gaan.

Slide 13 - Slide

Verkeerslichten bij overwegen

Overwegen worden aangekondigd met verkeersborden. Daarnaast zijn heel veel overwegen voorzien van overweglichten. Bij overweglichten gelden de volgende regels:

Rood knipperlicht: Stop. Bij een overweg met bomen moet je blijven wachten zolang de rode knipperlichten branden, ook al zijn de bomen omhoog.
Wit knipperlicht: Doorrijden. Let er hierbij op dat je de gehele overweg over moet kunnen steken. Bij een file mag je de overweg niet blokkeren.
Als er geen overweglichten zijn moet je goed uitkijken.

Slide 14 - Slide

Gevaarslichten en lichten bij bruggen



Bij geel-knipperende gevaarslichten moet je goed opletten en je snelheid verminderen. Het licht geeft aan dat je een gevaarlijk punt nadert. Een bruglicht is een enkel rood licht. Als dit licht brandt of knippert moet je stoppen.

Slide 15 - Slide

Verkeerslichten die gericht zijn op fietsers

Fietsverkeerslichten zijn verkeerslichten waarin een fiets is afgebeeld. Deze verkeerslichten komen vaak voor in combinatie met gewone verkeerslichten. Bij deze verkeerslichten zijn de volgende regels van toepassing:

Fietsers en snorfietsers volgen altijd de fietsverkeerslichten op.
Bromfietsers op een verplicht fiets/bromfietspad volgen de fietsverkeerslichten op.
Bromfietsers op de rijbaan volgen de gewone verkeerslichten op.
Bestuurders van motorvoertuigen volgen de gewone verkeerslichten op.

Wanneer je te maken krijgt met aanwijzingen van een daartoe bevoegd persoon, moet je die altijd opvolgen. Aanwijzingen gaan boven verkeersregels en verkeerstekens.

Slide 16 - Slide

Buslicht
Sommige lichten gelden uitsluitend voor bussen, lijnbussen en trams. Vaak zijn op deze punten ook gewone verkeerslichten geplaatst die gelden voor de andere weggebruikers.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Voor de bromfiets gelden verschillende maximumsnelheden. Op een fiets/bromfietspad binnen de bebouwde kom is de maximumsnelheid 30 km/uur en buiten de bebouwde kom 40 km/uur. Wanneer de bromfiets op de rijbaan moet rijden geldt een maximumsnelheid van 45 km/uur, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Hierdoor sluit de snelheid van de bromfiets beter aan bij die van het overige verkeer.

Soms wordt de snelheid ter plaatse nog met andere borden aangegeven. Bijvoorbeeld een bord dat een maximumsnelheid van 30 km/uur aangeeft buiten de bebouwde kom.

Niet altijd zal het mogelijk zijn ook daadwerkelijk de maximumsnelheid aan te houden. Je moet vaak je snelheid aanpassen aan het overige verkeer of aan de omstandigheden. Wanneer het wegdek bijvoorbeeld glad is, is het verstandig je snelheid hierop aan te passen. Ook is het verstandig een lage snelheid aan te houden in een omgeving waar kinderen oversteken of spelen.

Slide 19 - Slide

Adviessnelheid

De adviessnelheid attendeert je op een situatie waarin te hoge snelheid gevaarlijk is. Een adviessnelheid wordt aangegeven met bord A4. Het is verstandig de adviessnelheden op te volgen.

Slide 20 - Slide

Nadersnelheid
Op sommige plaatsen moet je de snelheid waarmee je die plaats nadert aanpassen. Nadersnelheid geldt voor plaatsen zoals:

Kruispunten.
Voetgangersoversteekplaatsen.
Verkeerslichten.
Onoverzichtelijke bochten.
Scholen.
Overwegen.

Aanpassen wil hier zeggen snelheid minderen. Ook op gevaarlijke plaatsen moet je je snelheid aanpassen. Denk hierbij aan tramrails, gaten in de weg, uitstekende putdeksels, opgeplakte en vaak gladde strepen en pijlen en gladheid veroorzaakt door weersomstandigheden.
Ook voor bushaltes moet je je snelheid aanpassen. Aanpassen wil hier zeggen: snelheid verminderen. Naast alle genoemde plaatsen moet je ook op gevaarlijke plaatsen je snelheid aanpassen.


Slide 21 - Slide

.
.
.

30km/u
45km/u
45km/u
40km/u
15km/u
30km/u

Slide 22 - Slide

De 60 km/uur weg

Onderbroken kantstrepen
Geen asstrepen
Van deze wegen mogen fietsers, bromfietsers en landbouwverkeer ook gebruik maken. Voor bromfietsers geldt hier een maximumsnelheid van 45 km/uur.
De 80 km/uur weg

Onderbroken kantstrepen
(Meestal) doorgetrokken asstrepen
Van deze wegen mogen fietsers en bromfietsers geen gebruik maken, maar soms wel landbouwverkeer. In dat geval zijn de asstrepen onderbroken.
De 100 km/uur weg

Doorgetrokken kantstrepen
Doorgetrokken asstrepen
Groene vulling tussen asstrepen
Van deze wegen mogen fietsers, bromfietsers en landbouwverkeer geen gebruik maken.

Slide 23 - Slide

Op het CBR-examen kun je vragen krijgen waarbij je kilometers per uur moet omrekenen naar meters per seconde. Zo moet je weten hoeveel meter afstand je minimaal moet houden bij een bepaalde snelheid. Of hoeveel meter je aflegt in één seconde reactietijd.

Voorbeeld: 40 kilometer per uur zijn 40 x 1.000 m = 40.000 meter. In een uur zitten 3.600 seconden. In één seconde rijd je dus 40.000 : 3.600 = 11,1 m. Dat is wel een beetje rekenwerk. Het CBR rekent met een ezelsbruggetje, waarbij je de snelheid moet delen door 10 en vervolgens moet vermenigvuldigen met 3. In één seconde leg je bij een snelheid van 40 km/uur dus ((40 : 10) x 3) = 12 meter af.

De regel zegt: Iedere bestuurder moet zijn snelheid zodanig regelen dat hij zijn voertuig tot stilstand kan brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze weg vrij is. De stopafstand hangt van verschillende zaken af:

1. De snelheid waarmee je rijdt.
2. De mate waarin het voertuig remt (remvertraging).
3. De reactietijd.

De factoren 1+2 bepalen de remafstand. Voor het remvermogen van het voertuig geldt een wettelijk minimum. Maar de ene bromfiets remt beter dan de andere. De remweg hang ook van andere factoren af waar je rekening mee moet houden zoals: belading, wegdek, gladheid enz..

Factor 3 de reactietijd verschilt ook van persoon tot persoon. Een uitgeruste jongeman zal sneller reageren dan een vermoeide oudere man of vrouw. Mensen die alcohol, medicijnen of drugs hebben gebruikt reageren trager. Voor de reactietijd van de doorsnee mens rekenen we wel eens een seconde. Hierboven heb je gelezen dat bij 40 kilometer per uur je in één seconde ruim 11 meter aflegt. Is je reactietijd een halve seconde dan leg je altijd nog 6 meter af alvorens je begint met remmen. We noemen dit de reactieafstand.

Reactieafstand + Remafstand = Stopafstand.

De vuistregel die gehanteerd wordt om de remafstand te bepalen is: de snelheid delen door 10 en vervolgens de uitkomst in het kwadraat te nemen en als laatste stap te delen door 2. Bij een snelheid van 40 km/uur is de remafstand derhalve 40 : 10 = 4. Dit moet vervolgens nog in het kwadraat genomen worden, dus: 4 x 4 = 16 meter. Als laatste stap moet dit nog worden gedeeld door 2, dus: 16 : 2 = 8 meter.

Kijk in de tabel hieronder hoe het zit bij verschillende snelheden. Hierbij is steeds een reactietijd van één seconde aangehouden.

Slide 24 - Slide

De factoren 1+2 bepalen de remafstand. Voor het remvermogen van het voertuig geldt een wettelijk minimum. Maar de ene bromfiets remt beter dan de andere. De remweg hang ook van andere factoren af waar je rekening mee moet houden zoals: belading, wegdek, gladheid enz.

Factor 3 de reactietijd verschilt ook van persoon tot persoon. Een uitgeruste jongeman zal sneller reageren dan een vermoeide oudere man of vrouw. Mensen die alcohol, medicijnen of drugs hebben gebruikt reageren trager. Voor de reactietijd van de doorsnee mens rekenen we wel eens een seconde. Hierboven heb je gelezen dat bij 40 kilometer per uur je in één seconde ruim 11 meter aflegt. Is je reactietijd een halve seconde dan leg je altijd nog 6 meter af alvorens je begint met remmen. We noemen dit de reactieafstand.

Reactieafstand + Remafstand = Stopafstand.

De vuistregel die gehanteerd wordt om de remafstand te bepalen is: de snelheid delen door 10 en vervolgens de uitkomst in het kwadraat te nemen en als laatste stap te delen door 2. Bij een snelheid van 40 km/uur is de remafstand derhalve 40 : 10 = 4. Dit moet vervolgens nog in het kwadraat genomen worden, dus: 4 x 4 = 16 meter. Als laatste stap moet dit nog worden gedeeld door 2, dus: 16 : 2 = 8 meter.

Slide 25 - Slide

Kijk in de tabel hieronder hoe het zit bij verschillende snelheden. Hierbij is steeds een reactietijd van één seconde aangehouden.
Snelheid Reactieafstand Remafstand Stopafstand

Bij het afstand houden is het verder nog belangrijk dat je altijd zorgt voor zoveel tussenruimte tot je voorligger dat een inhalend voertuig makkelijk kan tussenvoegen.

snelheid
reactieafstand
remafstand
stopafstand
10km/uur
3 meter
0,5 meter
3,5 meter
20km/uur
6 meter
2 meter
8 meter
30km/uur
9 meter
4,5 meter
13,5 meter
40km/uur
12 meter
8 meter
20 meter

Slide 26 - Slide