Puzzelen les 5

Puzzelen les 5
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Wiskunde/NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Puzzelen les 5

Slide 1 - Slide

Legpuzzel
                                                   Dit soort legpuzzels kennen de meeste                                                     wel. Als je hier ervaring mee hebt weet                                                       je, dat het heel vervelend is als er een stukje verkeerd ligt. Dat is met de legpuzzel, die we deze keer gaan maken nog vervelender. Vul alleen in als je zeker weet dat je het goede woord legt. Verbeteren is hierbij echt een vervelend klusje en moet je zien te voorkomen.

Slide 2 - Slide

                              Legpuzzel

Slide 3 - Slide

Woordenlijst
Lees de woordenlijst eerst helemaal door.
Je weet, dan een beetje welke woorden je moet gaan gebruiken.

De woorden, die je nog niet kent, kan je even vragen of zelf opzoeken. Bij gebruik van internet wel even toestemming vragen of het mag.

Slide 4 - Slide

Tips
  • Streep een ingevulde woord meteen weg uit de lijst.
  • Begin rond het woord extra.
  • Let op de lengte van de woorden!
  • Je kan ook een deel of één letter van een woord invullen (als je dat wel al weet), maar nog niet het hele woord weet.

Slide 5 - Slide

Samen starten
Etalage en flapoor beginnen met E en F.
Die E of F moet het einde zijn van een
drieletterwoord.
Nu weten we twee woorden tegelijk.

Slide 6 - Slide

Samen starten
Bij de A van extra moet een 
zevenletterwoord.




Slide 7 - Slide

Samen starten
Er zijn twee zevenletterwoorden, die op de
derde positie een A hebben.
Het gaat om etalage en flapoor.
Die woorden beginnen met een E of een F.

Slide 8 - Slide

Vul in


Schrijf elf en flapoor nu op de goede plaats en vergeet ze niet door te strepen bij de woordenlijst.

Slide 9 - Slide

Werken
  • Zelf aan de slag.
  • Geen antwoordblad nodig.
  • Er is altijd, maar 1 oplossing mogelijk bij een goede legpuzzel.
  • Je weet, dat je puzzel goed is als ook de laatste woorden er goed inpassen.

Slide 10 - Slide

Kruiswoordfilippine verticaal
Indien tijd genoeg begin je met de kruiswoordfilippine.
Deze keer zijn de opdrachten omschrijvingen of synoniemen van de in te vullen woorden.
In de grijze balk komt een gezegde te staan.

Synoniemen = woorden die (ongeveer) hetzelfde betekenen, zoals hollen en rennen.

Slide 11 - Slide

Extraatje

Wat betekent het gezegde van de kruiswoordfilippine?
Makkelijker op te zoeken zonder het woord "geen".

Wat zijn antoniemen?
Voorbeeld: hollen en stilstaan.

Slide 12 - Slide

Antwoorden?

Antwoorden evt. na het einde.

Slide 13 - Slide

Einde les 5

Slide 14 - Slide

Antwoorden

Slide 15 - Slide