Knoop: De plaats waar een blad aan de stengel vastzit.
Lid: Het stuk stengel tussen twee knopen.
Bladoksel: De bovenste hoek tussen een stengel en een blad.
Okselknop: Zit in een bladoksel, hier kan het volgende jaar een zijstengel uit groeien.
Eindknop: Aan het einde van de stengel, hier kan het volgende jaar een nieuw stuk van de stengel groeien.
Vaten: Lange dunne buisjes in de stengel van een plant, beginnen bij de wortel en eindigen in de vruchten/bloemen/bladeren, zorgen voor vervoer/transport van water en voedingsstoffen.
Vaatbundel: Een groepje vaten bij elkaar.
Houtachtige planten: Planten waarvan de stengels veel hout bevatten, denk aan bomen en struiken.
Kruidachtige planten: Planten waarvan de stengels bijna geen hout bevatten, denk aan tulpen of gras. De stengels zijn stevig, zolang de plant genoeg water heeft.