Grammar period 2 Spiderman

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

TL
Past simple
Past continuous
if / when
TL+/HV
Past simple
Past continuous
linking words
comparisons ( vergelijkingen )


Slide 2 - Slide

Past Simple - regels
1. Regelmatige werkwoorden: + ED  
2. Onregelmatige werkwoorden: Uit je hoofd leren ( leerblad )  
Voorbeelden:
 + Yesterday  I walked home from school.
- Yesterday I didn't walk home from school.
? Did I walk home from school?
 

                            Last Christmas I gave you my heart.

Slide 3 - Slide

Past Continuous - regels

was / were + ww + ing


Voorbeelden:

+ I was talking to a friend

- I wasn't talking to a friend

? Was I talking to a friend?


Slide 4 - Slide

Past simple vs. Past continuous

Slide 5 - Slide

Nieuw: Comparisons

Slide 6 - Slide

Nieuw: If & when 

Slide 7 - Slide

Nieuw: Linking words
We gebruiken linking words ( verbindingswoordjes) om zinnen aan elkaar te verbinden.
Linking words zijn bijvoorbeeld: and, but, because.

Ieder linking word heeft een andere functie Aan het linking word kun je zien hoe de twee zinnen met elkaar in verbinding staan. Ze helpen je goede zinnen te kunnen schrijven en teksten beter te begrijpen! Op het leerblad staan een aantal die je uit je hoofd moet leren.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Grammar: Comparisons:
My brother is .... (tall) my mom.
A
more tall than
B
taller than
C
the most tall
D
the talllest

Slide 10 - Quiz

Comparisons:
My sister's dress is ________ than mine
A
shortter
B
shorter
C
Shorttest
D
Shortest

Slide 11 - Quiz

Comparisons: welke is onjuist?
A
big - biger - biggest
B
good - better - best
C
busy - busier -busiest
D
nice - nicer - nicest

Slide 12 - Quiz

Comparisons:
The King is the ___________
A
more powerful
B
powerfuller
C
powerfullst
D
most powerful

Slide 13 - Quiz

Comparisons: welke is onjuist?
A
far - further - furthest
B
little - less - least
C
bad - badder - baddest
D
good - better - best

Slide 14 - Quiz

Welke 'linking words' gebruik je om een voorbeeld te geven?
A
However
B
For example
C
Next
D
Such as

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende 'linking words' geeft een tegenargument aan?
A
until
B
because
C
before
D
but

Slide 16 - Quiz

Welke van de volgende 'linking words' geeft een reden aan?
A
until
B
because
C
before
D
but

Slide 17 - Quiz

If/When I get home, I will sit on the couch and relax for the rest of the evening.
A
if
B
when

Slide 18 - Quiz

6. And if/when they do catch us, I'll just tell them that I lost my ticket.
A
if
B
when

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide