p.c. v2

je/j’
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
as
avons
a
avez
ai
ont
1 / 13
next
Slide 1: Drag question
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

je/j’
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
as
avons
a
avez
ai
ont

Slide 1 - Drag question

Zet het volgende werkwoord in de p.c.

Elle (regarder)

Slide 2 - Open question

Nous (remplir)

Slide 3 - Open question

Tu (être)

Slide 4 - Open question

Le passé composé avec être
Een passé composé moet je bij sommige werkwoorden maken met  hulpwerkwoord être (zijn) in plaats van avoir (hebben)

Het verschil is: bij een p.c. met être, dien je soms een letter aan het voltooid deelwoord toe te voegen


Slide 5 - Slide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
est
suis
sommes
sont
es
êtes

Slide 6 - Drag question

Wanneer être?
tomber --> il est tombé
elle est tombée

monter --> il est monté
ils sont montés


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Elles (aller)
(Let op de accenten!)

Slide 9 - Open question

Martin et Julie (descendre)

Slide 10 - Open question

Elle (passer)

Slide 11 - Open question

Vertaal
Ik heb een groene appel gegeten.

Maria heeft een nieuw programma gekeken.

Zij is op school (à l’école) geweest.

Slide 12 - Slide

Vertaal
Wij (m) zijn naar onze vriend gegaan.

Jean heeft een goede pizza gehad.

Amina en Jade zijn op de grond gevallen (vallen = tomber).

Slide 13 - Slide