Vorbereitung toets Kapitel 2 toetsweek januari 2024

Vorbereitung toets Kapitel 2 toetsweek januari 2024
In deze Lessonup vinden jullie informatie over jullie leerstof voor de toetsweek:

Let op: Grammatik = veel herhaling hoor :) 
Woordenschat: Dat is echt alles wat je gaat vinden in Kapitel 2 

1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vorbereitung toets Kapitel 2 toetsweek januari 2024
In deze Lessonup vinden jullie informatie over jullie leerstof voor de toetsweek:

Let op: Grammatik = veel herhaling hoor :) 
Woordenschat: Dat is echt alles wat je gaat vinden in Kapitel 2 

Slide 1 - Slide

Wortschatz 
Leer de woorden op de bladzijden: 

106 t/m 109 
Leer ze precies zoals ze staan aangegeven in jouw Leerlijst 

Slide 2 - Slide

Wörter 
Ik heb hier voor jullie een Quizlet.
Dit is een hulpmiddel. Niet ALLE woorden staan hierin. ALLE woorden staan uiteraard op de bladzijden 106 t-m 109 

https://quizlet.com/nl/869637362/kapitel-2-stuttgart-flash-cards/?i=y5c9i&x=1qqt

Slide 3 - Slide

Redemittel 
We gaan je geen vertaling van de zinnen vragen maar we gaan je wel vragen om te kunnen antwoorden in de Duitse taal! 

Slide 4 - Slide

Lesetext 
Je krijgt een leestekst waarvoor je geen woordenboek nodig zal hebben.

Slide 5 - Slide

Grammatik 
- herhaling vervoegen werkwoorden zwak en sterk 
- herhaling vervoegen voltooide tijd
- modale werkwoorden
- herhaling tijdsbepaling
- herhaling vraagwoorden 

Slide 6 - Slide

Der Hund hat nasse Pfoten, do den Fussboden wird schmutzig.
schmutzig?
A
smerig
B
vies
C
vuil
D
nat

Slide 7 - Quiz

riesig
A
reizen
B
reusachtig
C
lelijk
D
veilig

Slide 8 - Quiz

schwache Verben
Wiederhohlung schwache Verben

Slide 9 - Slide

spielen
spiel-
gehen
geh-
kommen
komm-
ich
spiele
gehe
komme
du
spielst
gehst
kommst
er/sie/es/man
spielt
geht
kommt
wir
spielen
gehen
kommen
ihr
spielt
geht
kommt
Sie/sie
spielen
gehen
kommen
Die schwache Verben

Slide 10 - Slide

Maar let ook op de vervoeging van 
- öffnen
- zeichnen
- atmen

Slide 11 - Slide

starke Verben

Slide 12 - Slide

Starke Verben im Präsens
fahren
lesen
helfen
ich
fahre
lese
helfe
du
fährst
liest
hilfst
er/sie/es/man
fährt
liest
hilft
wir
fahren
lesen
helfen
ihr
fahrt
lest
helft
wir
fahren
lesen
helfen

Slide 13 - Slide

Starke Verben Beispiele
e -> i
ee -> ie
a -> ä
ich esse
du isst
er/sie/es isst
wir essen
ihr esst
sie/Sie essen
Ich habe gegessen
ich lese
du liest
er/sie/es liest
wir lesen
ihr lest
sie/Sie lesen
Ich habe gelesen
ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren
Ich habe gefahren

Slide 14 - Slide

Starke Verben mit -e im Stamm

Slide 15 - Slide

Perfekt

Slide 16 - Slide

Let op:
verlieren = er hat verloren
reparieren = hast du das Auto repariert?
studieren = hast du Deutsch studiert? 

Slide 17 - Slide

Modalverben

Slide 18 - Slide

Die Modalverben
timer
2:00

Slide 19 - Slide

Modalverben

Slide 20 - Slide

Modalverben
Was sind Modalverben?

Slide 21 - Slide

dürfen =
A
mogen
B
houden van
C
kunnen
D
moeten

Slide 22 - Quiz

dürfen betekent?
A
durven
B
toestemming krijgen/geven

Slide 23 - Quiz

er....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürft
D
dürfen

Slide 24 - Quiz

Grammatik - Fragewörter 

Slide 25 - Slide

FRAGEWÖRTER

Slide 26 - Slide

W-Fragewörter
NL
D
wie?
wer?
hoe?
wie?
wat?
was?
waarom
weshalb/warum?
waar?
wo?
NL
D
waarvandaan?
woher?
waarheen?
wohin?
wanneer?
wann?
welk-?
welch=?
hoeveel?
wie viel-?

Slide 27 - Slide

Oefenen Verben 
https://wordwall.net/de/resource/26399530/starke-verben

https://wordwall.net/de/resource/56283900/deutsch/starke-verben-im-präsens

Slide 28 - Slide

Oefenen Modalverben 
https://wordwall.net/de/resource/1019826/modalverben-deutsch

https://wordwall.net/de/resource/33722071/modalverben-2

Slide 29 - Slide

üben Perfekt 
https://wordwall.net/de/resource/38019013/deutsch/perfekt-starke-verben

Slide 30 - Slide

Redemittel 

Jouw Redemittel staan op de bladzijden 107 en 109
Leer deze zodat jij antwoorden kunt in de Duitse taal.
In de volgende slides geef ik enkele voorbeelden. Oefen er maar eens mee!

Slide 31 - Slide

Zeg dat de ander verschillende activiteiten, workshops en een quiz kan doen

Slide 32 - Open question

Vraag hoe het met de ander gaat en vraag hem-haar je snel terug te schrijven

Slide 33 - Open question