Financieel hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie

Hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie

Financieel
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie

Financieel

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
In deze les leer je:
  • De bedrijf administratieve begrippen en de betekenissen hiervan
  • De bedrijfseconomische begrippen en de betekenissen hiervan
  • Hoe je een balans afleest
  • Hoe je de standaardkostprijs berekent
  • Hoe je de break-even-afzet en -omzet berekent
  • Hoe je de bezetting en het bezettingsresultaat kunt berekenen

Slide 2 - Slide

Planning
  • Huiswerk hoofdstuk 2 bespreken
  • Uitleg hoofdstuk 3
  • Opdrachten hoofdstuk 3 maken
  • Leerdoelen bespreken

Slide 3 - Slide

Opdrachten bespreken h2
2.06 en 2.07B

Slide 4 - Slide

Wat betekend ''Bedrijfseconomie'' volgens jou?

Slide 5 - Open question

Vakgebieden
Bedrijfsadministratie
  • Financiële feiten verwerken
  • Bedrijfsresultaat berekenen
  • Nieuwe balans opstellen

Slide 6 - Slide

Vakgebieden
Bedrijfseconomie/Financiën
  • Financieel gezond?
  • Exploitatiebegroting maken
  • Cijfers analyseren
  • Kostprijsberekening, brutowinstberekening en BTW

Slide 7 - Slide

Werkvorm begrippen
Bedrijfsadministratie
timer
15:00

Slide 8 - Slide

Inkoopprijs
BTW
Standaardkostprijs
Inkoopfactuurprijs
Nettoverkoopprijs
Brutoverkoopprijs
Geeft aan hoeveel het normaal kost om het product te maken
Verkoopprijs zonder de BTW
Belasting die geheven wordt bij de verkoop van een product of dienst (Belasting Toegevoegd Waarde
Verkoopprijs inclusief btw, ook wel consumentenprijs genoemd
De prijs waar een ondernemer zijn producten inkoopt bij de leverancier
Prijs die de onderneming moet betalen voor het product inclusief BTW

Slide 9 - Drag question

Werkvorm begrippen
Bedrijfseconomie: Analyse van financiële feiten
timer
0:30

Slide 10 - Slide

Standaardkostprijs
  • Constante kosten -> veranderen niet
  • Variabele kosten -> veranderen wel

  • Standaardkostprijsmethode = (C/N) + (V/W)
  • C = totale constante kosten op jaarbasis
  • V = totale variabele kosten op jaarbasis
  • N = normale bezetting op jaarbasis
  • W = verwachte óf werkelijk bezetting op jaarbasis
  • Bladzijde 76 van het boek (MFA 0)

Slide 11 - Slide

Contante kosten (C) zijn €150.000
Normale verkoop (N) is 6.000 kaartjes
Variabele kosten per kaartje (V/W) zijn €12,50
Bereken de standaardkostprijs.
A
€38,-
B
€37,-
C
€36,50
D
€37,50

Slide 12 - Quiz

Break-even-analyse
  • Kosten terugverdienen
  • Break-even-afzet -> bij welke hoeveelheid?
  • Break-even-afzet = C/(NVP - (V/W)
  • C = constante kosten op jaarbasis
  • NVP = Netto verkoopprijs
  • V/W = Variabele kosten per product

Slide 13 - Slide

Constante kosten jaarlijks: €30.000,-
variabele kosten per product(V/W): €2,-
netto verkoopprijs: €122,-
bereken de break-even-afzet.
A
245
B
250
C
270
D
265

Slide 14 - Quiz

Break-even-analyse
  • Break-even-omzet -> bij welke omzet?
  • Break-even-omzet = break-even-afzet x netto verkoopprijs

Controle berekening
  • Opbrengsten = totale kosten
  • Opbrengst = afzet x verkoopprijs
  • Totale kosten = constante x variabele kosten

Slide 15 - Slide

Bezettingsresultaat
Formule= (W-N) x (C/N)
  • Onderbezetting
       W is kleiner dan N
Voorbeeld
  • N = 6000 en W = 5000
  • Bezetting = W - N = 5000 - 6000 = -1000

Slide 16 - Slide

Bezettingsresultaat
 Standaardkostprijs = (C/N) + (V/W)
  • Overbezetting
      W is groter van N
Voorbeeld
  • N = 6000 en W = 7000
  • Bezetting = W - N = 7000 - 6000 = +1000

Slide 17 - Slide

Bezettingsresultaat

Voorbeeld
  • Bezetting was +1000
  • Gemaakte constante kosten = €150.000
  • Terugverdiende constante kosten = 7000 x €25 = €175.000
  • Bezettingsresultaat = 175.000 - 150.000 = €25.000 (winst)

Slide 18 - Slide

Aan de slag!

  • Opdracht 3.01 tot en met 3.06
  • Huiswerk voor volgende week donderdag. Wordt gecontroleerd en besproken!

  • Heb je een vraag? Steek je hand op!

Slide 19 - Slide

Welke begrip wordt hier uitgelegd?
Verkoopprijs inclusief btw, ook wel consumentenprijs genoemd

A
Netto-verkoopprijs
B
Bruto-verkoopprijs
C
Inkoopfactuur
D
Verkoopfactuur

Slide 20 - Quiz

Wat betekent Debet?
A
Schuld
B
Bezit
C
Aflossing

Slide 21 - Quiz

Debet
Credit
Eigen vermogen
Bank
Lang vreemd vermogen
Gebouwen
Inventaris

Slide 22 - Drag question

Constante kosten jaarlijks: €35.000,-
variabele kosten per product(V/W): €6,-
netto verkoopprijs: €230,-
bereken de break-even-afzet.
A
156
B
157
C
154
D
155

Slide 23 - Quiz

Wat was de formule om het bezettingsresultaat te berekenen.

A
(W-N) x (C/N)
B
(C/N) x (N-W)
C
(W+N) x (C-N)
D
(W-N) + (C/N)

Slide 24 - Quiz