Toetsvoorbereiding H6

Toetsvoorbereiding H6
Nationalisme en modern imperialisme
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Toetsvoorbereiding H6
Nationalisme en modern imperialisme

Slide 1 - Slide

Begrippen
  • Nationalisme
  • Modern imperialisme
  • Militarisme
  • Conferentie
  • Mogendheid
  • Natie(staat)
  • Oppositie
  • Veelvolkerenstaat (multi-ethnische staat)
  • Invloedsfeer

Slide 2 - Slide

Gebeurtenissen
- Congres van Wenen (afspraken)
- Opkomst nationalisme + gevolgen
- Ontstaan + verloop Frans-Duitse oorlog
- Verschil kolonialisme en modern imperialisme
- Oorzaken modern imperialisme

Slide 3 - Slide

Let op!
- Geef antwoord op wat er gevraagd wordt.
- Controleer je antwoord door de vraag weer te lezen.
- Bronelementen = wat je ziet of leest in een bron.
- Wees volledig in je antwoorden.

Wat je hebt geleerd moet je tijdens de toets TOEPASSEN.
En niet HERPRODUCEREN.

Slide 4 - Slide

Extra:
De docent heeft altijd oefenvragen achter de hand. Merk je dat je deze toets niet goed hebt gemaakt, vraag hulp voor de volgende toets! 
De docent kijkt dan mee waar je precies hulp bij nodig hebt en geeft je hier instructies bij!

Slide 5 - Slide

Oefenvraag
Leg uit welk verband er bestaat tussen de Industriële Revolutie en het modern imperialisme. 
Leg dit uit aan de hand van het begrip ‘afzetmarkten’. 

Slide 6 - Slide

Oefenvraag
Bron 1 afkomstig is van de Engelsman Kipling (1865-1936)
Neemt op u de last van de blanke, zendt uw beste zonen uit, zendt hen in ballingschap, om in noden en behoeften van de aan u toevertrouwde gevangenen te voldoen: om toezicht uit te oefenen over wilde en trage volken, half duivel en half kind. 
 
A) Beschrijf in je eigen woorden welke motief Kipling hier aangeeft voor het modern imperialisme. 

Slide 7 - Slide

Oefenvraag
Bron 1 afkomstig is van de Engelsman Kipling (1865-1936)
Neemt op u de last van de blanke, zendt uw beste zonen uit, zendt hen in ballingschap, om in noden en behoeften van de aan u toevertrouwde gevangenen te voldoen: om toezicht uit te oefenen over wilde en trage volken, half duivel en half kind. 
 
B) Leg aan de hand van de bron uit dat de schrijver de niet-blanken als minderwaardig beschouwt. 

Slide 8 - Slide

Oefenvraag
Bron 1 afkomstig is van de Engelsman Kipling (1865-1936)
Neemt op u de last van de blanke, zendt uw beste zonen uit, zendt hen in ballingschap, om in noden en behoeften van de aan u toevertrouwde gevangenen te voldoen: om toezicht uit te oefenen over wilde en trage volken, half duivel en half kind. 
 
C) Was het door Kipling genoemde motief ook het belangrijkste motief voor Europese regeringen om hun koloniale bezit te vergroten? 

Slide 9 - Slide

Volgende vragen zijn bedoeld om je BASISkennis te testen.
Dit zijn geen oefenvragen voor de toets.

Slide 10 - Slide

Nationalisme is...?
A
Grote liefde voor nationalisme.
B
Grote liefde voor een eigen staat.
C
Grote liefde voor een een stad of streek.
D
Grote liefde voor je eigen land, volk en cultuur.

Slide 11 - Quiz

Herstel van de politiek-bestuurlijke situatie van vóór de Franse Revolutie, waarbij veel landen weer een vorst aan het hoofd kregen.
A
Restaurant
B
Nationalisme
C
Imperialisme
D
Restauratie

Slide 12 - Quiz

Wat is Militarisme?
A
Liefde voor het leger, wapens en militaire discipline.
B
Grote liefde voor je eigen land, volk en cultuur.
C
Grote liefde voor uniformen en tanks
D
Oorlog is een goede manier om vrede te bewaren.

Slide 13 - Quiz

Waar waren de leiders van Europa in 1814-1815 bang voor?
A
Revolutie.
B
Te veel koningen aan de macht.
C
Dat Frankrijk te sterk zou worden.
D
Nationalisme.

Slide 14 - Quiz

Op het congres van wenen werd besloten dat: Koningen weer landen gingen regeren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

In de 19e eeuw kregen mensen door het nationalisme........belangstelling voor de geschiedenis.
A
Meer
B
Minder
C
Vaker
D
Nooit

Slide 16 - Quiz

Waardoor raakte de Duitse staten alsnog verenigd?
A
Bismarck kreeg ruzie met Oostenrijk
B
Pruisen en Duitsland kregen oorlog
C
Frankrijk viel Pruisen aan
D
De Fransen vermoordden de Duitse koning

Slide 17 - Quiz

Wat was GEEN grote mogendheid na de nederlaag van Napoleon in 1815?
A
Rusland
B
Pruisen
C
Ottomaanse rijk
D
Polen

Slide 18 - Quiz

Welk land was een veelvolkerenstaat onder leiding van de Habsburgse keizer?
A
Oostenrijk
B
Duitsland
C
Nederland
D
Rusland

Slide 19 - Quiz

Wat was het gevolg van het verlangen naar een natiestaat?
A
De vrede in Europa hield stand
B
Er braken opstanden uit en er ontstonden nieuwe staten
C
Er braken opstanden uit maar het vormen van nieuwe staten mislukte
D
De Duitse keizer werd vermoord

Slide 20 - Quiz

Wanneer scheiden de Belgen zich af van Nederland?
A
1815
B
1830
C
1839
D
1856

Slide 21 - Quiz

Wat betekent oppositie?
A
Samenwerkende partijen in de regering
B
Tegenstanders van de regering
C
De regerende partijen
D
De invloed van burgers

Slide 22 - Quiz

Wie was de Pruisische kanselier?
A
Napoleon III
B
Wilhelm II
C
Otto von Bismarck
D
Frans-Jozef

Slide 23 - Quiz

Waardoor werd de Frans-Duitse oorlog een bloedbad?
A
Door de industrialisatie waren de wapens veel dodelijker dan vroeger
B
De legers hadden heel veel getraind voor deze oorlog
C
De tank werd uitgevonden
D
De Duitsers vochten hard voor onafhankelijkheid van Frankrijk

Slide 24 - Quiz

Op welke plek werd de Duitse overwinning en de Franse nederlaag getekend in 1871?
A
Franse Paleis Versailles
B
Duitse koningsburcht Hohenzollern
C
Paleis in Wenen
D
Paleis Den Bosch

Slide 25 - Quiz

In 1830 werden codes met stroom via koperdraad over lange afstanden verstuurd met een ….
A
Telefoon
B
Grammofoon
C
Telegraaf
D
Schrijfmachine

Slide 26 - Quiz

Hoe wordt de last van de blanken om de andere mensen op te moeten voeden genoemd?
A
Protectoraat
B
Invloedssfeer
C
Blanks burden
D
White mans burden

Slide 27 - Quiz

Wat hoort NIET bij de conferentie van Berlijn?
A
De conferentie was in 1884.
B
Bij de conferentie werd Congo aan de Belgische koning gegeven
C
Afrika werd verdeeld zonder rekening te houden met de volken die daar woonden
D
Azië werd verdeeld zonder rekening te houden met de volken die daar woonden

Slide 28 - Quiz

Wat betekent inheems?
A
Uit het land zelf
B
Uit een ander land
C
Guerrilla
D
Geëmigreerd naar een ander continent

Slide 29 - Quiz

Wat is modern imperialisme?
A
Een machtsstrijd tussen Engeland en Frankrijk
B
Veel kolonies stichten in Afrika en Azie
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 30 - Quiz

Welk soort motief hadden de Europeanen niet voor modern imperialisme?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
demografisch

Slide 31 - Quiz

Kolonialisme is hetzelfde als imperialisme.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindprodukten

Slide 33 - Quiz

Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (bijvoorbeeld Cuba)
B
Verovering voor de versteviging van de Amerikaanse macht in de regio
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Cubaanse tabak)

Slide 34 - Quiz

Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (hier China)
B
Verovering voor de machtspositie in de wereld
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Chinese zijde voor textiel)

Slide 35 - Quiz

Welke van de motieven voor het modern imperialisme wordt hier vooral bekritiseerd?
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Alle drie

Slide 36 - Quiz