Zorg ervoor dat je boek en schrift aan het begin van de les op tafel liggen.
Je opgeladen (!) laptop blijft tot nader order dicht.
Telefoon gaat bij binnenkomst in de telefoontas.
De belangrijkste: luister naar elkaar!
Slide 11 - Slide
Boek lezen
1. Wat mag je kiezen?
D-boek in de mediatheek (lokaal 213). Kies iets wat je leuk
vindt!
2. Ga deze week nog naar de mediatheek om je boek te
kiezen. Vanaf donderdag verwacht ik dat je een leesboek
bij je hebt!
3. We beginnen elke les met 5 minuten lezen,
dus vergeet je leesboek niet mee te nemen naar de les Nederlands.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Huiswerk
M. opdracht 1, 2 en 3, paragraaf 1.1
Slide 14 - Slide
Maandag 28 augustus
Lezen (5 min.)
Uitleg chronologisch, niet-chronologisch, tijdsperspectief, gesloten/open einde
Samen lezen: tekst 1
Vul in: slide 15 t/m 18
M. opdracht 4 t/m 6, blz. 12
Slide 15 - Slide
: )
Planning van dit uur
Tien minuten stillezen
Fictie hoofdstuk 1
Aan het einde van deze les
weet je wat een chronologisch en niet-chronologisch verteld verhaal is;
weet je wat het tijdsperspectief van een verhaal is;
weet je wat een open en gesloten einde is.
Slide 16 - Slide
Tijd in een verzonnen verhaal
Chronologisch of niet-chronologisch
Voorgeschiedenis
Tijdsperspectief
Gesloten of open einde
Slide 17 - Slide
Door welke ogen kijk je naar de gebeurtenissen in dit verhaal?
A
vanuit een personage dat vertelt vanuit de ik-vorm
B
vanuit een personage dat vertelt vanuit de hij- of zijvorm
Slide 18 - Quiz
Is dit verhaal chronologisch of niet-chronologisch verteld?
A
chronologisch
B
niet-chronologisch
Slide 19 - Quiz
Wat is het tijdsperspectief van dit verhaal?
A
het verhaal volgt de gebeurtenissen
B
het verhaal wordt achteraf verteld
Slide 20 - Quiz
Samenvatting van de les
Jij
weet nu wat een chronologisch en niet-chronologisch verteld verhaal is;
weet nu wat het tijdsperspectief van een verhaal is;
weet nu wat een open en gesloten einde is.
Huiswerk
Lees de leertekst 'Belangrijke begrippen' op bladzijde 8.
Maak opdracht 3 t/m 6
Slide 21 - Slide
Donderdag 7 december
Fictie: boekopdracht 2
Uitleg spanning in een verhaal
Perspectief
Verder met boekpresentatie
Slide 22 - Slide
Spanning is ...
... alles wat je benieuwd maakt naar de afloop, zodat je verder wilt lezen
Slide 23 - Slide
Dat kunnen dus heel veel verschillende dingen zijn
Slide 24 - Slide
Manieren van spanning
- Beschrijving van een bedreigendesituatie of omgeving
- Onverwachtewending: er gebeurt plotseling iets wat je niet verwacht
- Open plek: vragen die het verhaal bij je oproept waar je niet gelijk antwoord op krijgt
- Vermoeden: aanwijzingen hoe het zou kunnen aflopen
- Cliffhanger: onderbreking van het verhaal op een spannend moment
- Uitstel van het einde/van de ontknoping
- Informatievoorsprong: je weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Welke vragen komen er in je op naar aanleiding van dit fragment?
Slide 27 - Open question
Vragen
Wat is hier aan de hand?
Wat is de belangrijkste open plek?
Wordt die ingevuld?
Wat voor een einde heeft dit fragment?
"Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welk richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind kon ze zo doen beven. Ik liep terug en voegde mij bij de patrouille. Was het werkelijk Oeroeg? Ik weet het niet en zal het nooit weten. Ik heb zelf het vermogen verloren hem te herkennen."
Uit: Hella Haasse, Oeroeg
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Psychisch perspectief
ik-perspectief
personaal perspectief
alwetend perspectief
meervoudig perspectief
Slide 30 - Slide
Ik-perspectief
Je ziet alles door de ogen van de verteller;
Geschreven in de ik-vorm;
Leert de ik-persoon heel goed kennen;
Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.
Slide 31 - Slide
Ik-perspectief
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd? (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)
Slide 32 - Slide
Personaal perspectief
Je ziet alles door de ogen van één persoon;
Geschreven in de hij- of zij-vorm;
Leert de hoofdpersoon goed kennen.
Slide 33 - Slide
Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen. (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)
Slide 34 - Slide
Alwetend perspectief
De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
Geschreven in de hij- en zij-vorm;
Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.
Slide 35 - Slide
Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. (Uit: De avonden – Gerard Reve)
Slide 36 - Slide
Meervoudig perspectief
Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages;
Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken;
Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)
Slide 37 - Slide
Meervoudig perspectief
Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen.
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een muts. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
(Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)
Slide 38 - Slide
Thema
Net als een boek of een film, heeft ook een kort verhaal een thema.
Een thema is een soort niet tastbaar onderwerp van het verhaal.
-oorlog
-liefde
-vertrouwen
-vriendschap
Het thema
verwerk je
in de
mindmap
Slide 39 - Slide
Thema
Thema is iets anders dan genre!
Thema: diepere bedoeling van een tekst
Slide 40 - Slide
Thema
Het hoofdonderwerp van het verhaal noem je het thema. Het thema moet het verhaal samenvatten:
familie
liefde
eenzaamheid
opgroeien
dood
Slide 41 - Slide
Thema
Het thema kan expliciet (duidelijk) in het verhaal worden aangegeven. Vaker komt het thema niet duidelijk in het verhaal naar voren. Jij - de lezer - moet zelf het thema vinden door te kijken naar het gedrag van de personages, de gebeurtenissen in het verhaal en de afloop van het verhaal.
Slide 42 - Slide
Spanning
Spanning ontstaat wanneer het een schrijver lukt vragen bij de lezer op te roepen. - Dat komt omdat de schrijver iets verzwijgt.
Verhalen worden spannend omdat er een geheim of een raadsel is.
Datgene wat verzwegen wordt in een verhaal, noem je een open plek.
Slide 43 - Slide
Spanning
open plekken - informatie verborgen houden
spanningsbogen en ontknoping - kort of lang
cliffhanger - stoppen op een spannend moment
flashbacks, flashforwards
verhaallijnen die bij elkaar komen
ruimtes en omstandigheden
Slide 44 - Slide
Trucs om spanning te verhogen
- Gevaarlijke situatie of omgeving
- Vermoedens of verwachtingen
- Vertraging
- Uitstellen
- Onverwachte wending
- Informatievoorsprong
Spanningsboog = periode tussen het begin en het einde van de spanning.