Chemisch rekenen: Molariteit

Chemisch rekenen:
Concentatie en Molariteit
- Pak je rekenmachine
- Maak aantekeningen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Chemisch rekenen:
Concentatie en Molariteit
- Pak je rekenmachine
- Maak aantekeningen

Slide 1 - Slide

Doelen voor vandaag
- Je weet wat de concentratie is. 
- Je kan rekenen aan de molariteit. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

In een volle pot thee doet Harm 6 suikerklontjes en hij roert goed. Hij verdeelt de pot thee over 6 kopjes.

Wat kun je zeggen over de HOEVEELHEID suiker in elk kopje?
A
De hoeveelheid suiker is in 1 kopje MINDER dan in de pot thee.
B
De hoeveelheid suiker is in 1 kopje HETZELFDE als in de pot thee.
C
De hoeveelheid suiker is in 1 kopje MEER dan in de pot thee.

Slide 4 - Quiz

In een volle pot thee doet Harm 6 suikerklontjes en hij roert goed. Hij verdeelt de pot thee over 6 kopjes

Wat kun je zeggen over de CONCENTRATIE suiker in elk kopje?
A
De concentratie suiker is in 1 kopje LAGER dan in de pot thee.
B
De concentratie suiker is in 1 kopje HETZELFDE als in de pot thee.
C
De concentratie suiker is in 1 kopje HOGER dan in de pot thee.

Slide 5 - Quiz

Concentratie/ molariteit
  • Concentratie is de hoeveelheid opgeloste stof (meestal gram) per volume eenheid (meestal Liter) van de oplossing.
  • (let op: volume van de oplossing, niet de opgeloste stof)

  • Molariteit is de concentratie in mol per Liter
  • (let op: volume van de oplossing, niet de opgeloste stof)


Slide 6 - Slide

Concentratie/ molariteit
  • Concentratie en Molariteit zeggen dus allebei iets over hoeveel stof er per volume (per Liter dus) is opgelost.

  • Concentratie zegt hoeveel gram er is opgelost. (in g/L)
  • Molariteit zegt hoeveel mol er is opgelost. (in mol/L)

  • In de scheikunde wordt de molariteit veel meer gebruikt.

Slide 7 - Slide

Concentratie/ molariteit
  • Notatie Molariteit: je noteert molariteit als rechte haken om de formule van het opgeloste deeltje.

  • Voorbeelden:
  • [O2] = molariteit van opgeloste zuurstof
  • [C6H12O6] = molariteit van opgeloste glucose
  • [Na+] = molariteit van de opgeloste natrium-ionen in bijvoorbeeld een NaCl oplossing, maar gebruik NOOIT [NaCl]

Slide 8 - Slide

Concentratie/ molariteit
De eenheid van molariteit kun je op verschillende manieren noteren:
  •  mol / L  (spreek uit: mol per Liter) (ook wel                                )
  •  M (spreek uit: molair)

  • Molair en mol per liter zijn dus hetzelfde!
  • Voorbeelden:
  • [NH3] = 0,15 M                      De molariteit van de ammonia is 0,15 mol/L
  • [Na+] = 1,20 mol / L             Er is per liter 1,20 mol natriumionen opgelost
molL1

Slide 9 - Slide

Met de formule :  [x] = n / V
n = aantal mol
V = volume (in liter)

Met een kruistabel, door het aantal mol per 1 Liter te berekenen...

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Je lost 1,42 mol glucose op in 3,50 liter water. Bereken de molaiteit van de oplossing.
A
0,4 M
B
2,5 M
C
0,406 M
D
2,46 M

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Bereken hoeveel mol glucose overeenkomt met 9,42 gram glucose.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Je lost dus 0,0522868 mol glucose op in 2,5 liter water. Bereken de molatiteit van de oplossing. Let wel op significantie, even zonder eenheid

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Nog even oefenen
We gaan oefenen met een paar opgaven.

Slide 19 - Slide

We lossen 2,5 mol glucose op in 300 mL water. Wat is de molariteit van glucose?
A
0,75 M
B
0,083M
C
8,3 M
D
750 M

Slide 20 - Quiz

We lossen 50 g glucose (C6H12O6) op in 800 mL water.
Bereken de molariteit van de oplossing.
A
0,22 M
B
0,35 M
C
62,5 M
D
0,28 M

Slide 21 - Quiz

Andersom:
We hebben 100 mL 0,2 M ammonia, hoeveel mol ammonia zit daarin?

Slide 22 - Open question

We hebben 0,50 L 0,20M oplossing
Bereken hoeveel gram in deze oplossing zit.
Let op significantie en eenheid.
BaCl2
BaCl2

Slide 23 - Open question

Ik los 6,0 mol calciumchloride op in 3,0 liter water.

Geef de oplosvergelijking voor het oplossen van CaCl2.
Bereken de molariteit van de calciumchlorideoplossing.
Bereken [Ca2+].
Bereken [Cl-].

Laatste (heel belangrijke) dingetje:

Slide 24 - Slide

Maak 22 t/m 31 uit je boek
Aan welke onderwerpen moet ik komende tijd nog aandacht besteden?

Slide 25 - Open question