Ook op economisch gebied vonden Amerikanen vrijheid van groot belang: de overheid moest zich zo min mogelijk met de economie bemoeien.
Amerikanen vertrouwden op de wet van vraag en aanbod. De markt bepaalt wat fabrikanten gaan produceren. Bedrijven concurreren met elkaar, goed voor innovatie en zorgt voor lage prijzen!
Wat goed is voor mij is goed voor ons allemaal! (Adam Smith).
Omdat de markt zelf bepaalt wat nodig is, moet de overheid zich daar zo min mogelijk mee bemoeien. Dus zo min mogelijk afspraken over loon, werktijden en belastingen. We noemen dit een vrijemarkteconomie.