7.7 + afronden thema 5 + 7

planning =
  1. Leerdoelen + uitleg 7.7
  2. maken opdrachten 7.7 in de les afronden
  3. Herhalingsvragen thema 5
  4. Bij tijd over; Verder leren voor PW
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

planning =
  1. Leerdoelen + uitleg 7.7
  2. maken opdrachten 7.7 in de les afronden
  3. Herhalingsvragen thema 5
  4. Bij tijd over; Verder leren voor PW

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 7.7
  • Ik kan een aantal vormen van bodemvervuiling noemen.
  • Ik kan een aantal methoden van afvalverwerking noemen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bodem
Bodem wordt gebruikt voor voedselproductie & grondstoffen.

Zitten er giftige stoffen in de bodem, dan nemen planten deze op via hun wortels.....zo komen de giftige stoffen in de voedselketen terecht. 

Daarom is het belangrijk de bodem schoon te houden.



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bodem schoonmaken
Is een bodem toch vervuild door bijvoorbeeld fabrieken of stortplaatsen, dan moet dat worden schoongemaakt. 

Dit heet bodemsanering. 



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Afval
8,5 miljard kg afval per jaar door huishoudens in Nederland!

Verschillende soorten afval:
  • Recyclebaar afval (opnieuw te gebruiken)
  • Groente-, fruit- en tuinafval (gft) 
  • Klein chemisch afval (kca), bevat schadelijke stoffen
  • Restafval (hoort niet bij een van de dire groepen afval)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Afvalverwerking
Bijna overal in Nederland wordt huisvuil gescheiden. 
Veel huishoudens hebben verschillende containers.

Door afval gescheiden in te zamelen, 
kunnen veel afvalproducten 
milieuvriendelijk worden verwerkt.




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

4 soorten van afvalverwerking
  • recycling
  • composteren
  • verbranden
  • storten

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

      Recycling =
Afvalproducten worden als grondstof gebruikt voor nieuwe producten. 

Hierdoor zijn er minder grondstoffen nodig. 

Omdat het afval niet wordt verbrand maar wordt hergebruikt, komen er minder giftige stoffen in de lucht. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Recycling van papier

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Composteren
Reducenten zetten biologisch afbreekbaar afval  om in voedingsstoffen. 

  • De soort mest met voedingsstoffen dier hierdoor ontstaan, heet compost.

  • Planten nemen dit weer op. Het afval van deze planten kan weer als compost worden gebruikt. 

  • Composteren is milieuvriendelijk.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Composteren

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

verbranden 
Veel van het restafval dat is ingezameld,
wordt verbrand

Dit gebeurt in grote verbrandingsovens.
Bij het verbranden komt er warmte vrij.

Een groot deel van deze warmte wordt gebruikt om
elektriciteit op te wekken en gebouwen te verwarmen.

De as die bij het verbranden ontstaat, wordt gebruikt bij de wegenbouw. 
Vandaar de naar ASfalt!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Storten
Een klein deel van het restafval wordt gestort op vuilnisbelten. 

Storten is de gemakkelijkste en goedkoopste methode van afvalverwerking. 

Nadelen van storten is dat de vuilnisbelt erg stinkt en vaak leeft er veel ongedierte. 
Ook kunnen er schadelijke stoffen in de bodem komen. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

milieustraat
Veel gemeenten hebben een milieustraat, afvalstraat of gemeentewerf. 

Daar kunnen inwoners zelf afval naartoe brengen, zoals tuinafval, afval van een verbouwing, oud ijzer en oude meubels. Ook is er een verzamelplaats voor KCA.

Bijvoorbeeld; bij de gemeente Oosterhout kun je als inwoners alles gratis brengen, behalve echt restafval.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Maak nu ONLINE:
van thema 7
van basisstof 7.7 - opdracht 1 +2 + 4 t/m 7

Ben je daarmee klaar: maak dan de TEST JEZELFs van 7.1 t/m 7.7
timer
15:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Herhalingsvragen thema 5


Log in op deze lessonup!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

In de afbeelding hiernaast staat het skelet van de mens weergegeven. Een aantal botten staat aangegeven met cijfers.
Sleep de namen van de botten (linkerkant) naar het juiste cijfer.
10
1
2
3
4
borstbeen
lendenwervel
schouderblad
knieschijf
borstwervel
scheenbeen
heiligbeen
staartbeen
dijbeen
heupbeen

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Noem minstens 1 functie van het skelet?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Je schoudergordel bestaat uit:
A
sleutelbeen en schouderblad
B
sleutelbeen, schouderblad, borstbeen, opperarmbeen
C
2 sleutelbeenderen, 2 schouderbladen, 1 borstbeen, 2 opperarmbenen
D
2 sleutelbeenderen, 2 schouderbladen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Pijpbeenderen zijn botten vooraf van in je...
A
Hoofd
B
Ledematen
C
Schouder
D
Heup

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Pijpbeenderen zijn......?
A
Opperarmbeen en dijbeen
B
Ellepijp en heupbeen
C
Schouderblad en heup
D
Knie en elleboog

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Met welk nummer is de plaats aangegeven waar zich geel beenmerg bevindt?
A
plaats 1
B
plaats 2
C
plaats 3

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat maakt het rode beenmerg aan?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Wat was de functie van geel beenmerg?
A
ontstaan witte bloedcellen
B
zit kalkzout opgeslagen
C
zit vet opgeslagen
D
ontstaan rode bloedcellen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Zien we hier kraakbeenweefsel of beenweefsel?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

In de botten van ouder wordende mensen zit.....
A
steeds meer lijmstof
B
steeds meer kalk
C
steeds minder lijmstof
D
steeds minder kalk

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Lijmstof en kalkzouten zitten in ….
A
Botcellen
B
Kraakbeencellen
C
Tussencelstof
D
Spieren

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welk soort weefsel is dit?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Wat was de functie van geel beenmerg?
A
ontstaan witte bloedcellen
B
zit kalkzout opgeslagen
C
zit vet opgeslagen
D
ontstaan rode bloedcellen

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor soort beenverbinding?
A
koppelgewricht
B
scharniergewricht
C
kogelgewricht
D
rolgewricht

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Deze beenverbindingen zijn niet beweegbaar;
A
beenverbinding 1 en 2
B
beenverbinding 1 en 4
C
beenverbinding 2 en 3
D
beenverbinding 3 en 4

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Terugblik Gewrichten BS3
Kraakbeenlaagje
Gewrichtskapsel
Gewrichtskom
Gewrichtskogel

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de functie van gewrichtssmeer?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Spiervezel
Spier schede
Spierbundel
Pees

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

Om de spier zit een ....1....  
Deze geeft .........2.............   aan de spier. 
Aan beide uiteinden van de spier zit een ...3...
Hiermee zit de spier vast aan botten.





Spierschede
Stevigheid
Pees

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de werking van een spier?
A
Een spier trekt samen en wordt alleen korter. De botten worden naar elkaar toegetrokken.
B
Een spier werkt samen met zuurstof. Het zuurstof zorgt voor samentrekking van deze spieren.
C
Een spier rekt uit en wordt langer. De botten die aan de spieren zitten, worden van elkaar weggeduwd.
D
Een spier trekt samen en wordt korter en dikker. De botten worden naar elkaar toegetrokken.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Als spieren een antagonistische werking hebben dan.....
A
...geven ze vooral steun en stevigheid aan het lichaam.
B
....zorgen ze vooral voor flexibiliteit en beweeglijkheid.
C
...werken ze samen bij het maken van een beweging.
D
...zorgen ze voor tegengestelde effect qua bewegingen.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Welke spieren zijn elkaars antagonisten?
Spier 1 en spier

Spier 2 en spier
3
4

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

Wat was de functie van rood beenmerg?
A
bloed aanmaken
B
zit kalkzout opgeslagen
C
zit vet opgeslagen
D
aanmaken van bloedcellen

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

gewricht
kraakbeen
naad-verbinding
vergroeiing

Slide 41 - Drag question

Opdracht 5
De beenverbinding van de wervelkolom is?
A
Naadverbinding
B
Vergroeid bot
C
Gewricht
D
Kraakbeenverbinding

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Geef aan of de lichaamshouding correct of fout is
CORRECT
FOUT

Slide 43 - Drag question

This item has no instructions

a) De schijven tussen je wervels bestaan veelal uit lijmstof.
b) Lijmstof zorgt voor de stevigheid van je botten.
c) Ouderen hebben meer kalkstof dan baby´s waardoor hun botten     
    makkelijker breken.
e) Het gele beenmerg zit vooral in de pijpbeenderen.
f) Je ribben zitten vast op zowel je borstwervels.
g) Door een verkeerde lichaamshouding krijgt je wervelkolom een
     dubbele s-vorm.

WAAR
NIET WAAR
a
b
c
e
f
g

Slide 44 - Drag question

This item has no instructions

SPIERSCHEURING
BOTBREUK
VOETBALKNIE
KNEUZING
VERZWIKKING
ONTWRICHTING
TENNISELLEBOOG
een beschadiging van weefsel die geen breuk of scheuring is
wanneer de aanhechtingsplaatsen van de spieren ontstoken zijn 
een meniscus in het kniegewricht is beschadigd
wanneer de spiervezels beschadigd zijn
breuk in de beenderen
de gewrichtskogel schiet uit de gewrichtskom
de kneuzing van een gewricht

Slide 45 - Drag question

This item has no instructions

Waarvoor dient een warming-up?
A
Je spieren krijgen minder zuurstof en voedingsstoffen
B
Je spieren krijgen afvalstoffen.
C
Je spieren worden sterker.
D
Je spieren krijgen meer zuurstof en voedingsstoffen.

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het nut van een cooling down?
A
Je spieren opwarmen.
B
Je lichaam tot rust laten komen.
C
Je lichaam afkoelen.
D
Afvalstoffen uit je spieren afvoeren.

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions