This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
5.1 De spiegel
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kunt natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen benoemen.
Je kunt kenmerken van lichtstralen benoemen.
Je kunt het begrip gezichtsveld beschrijven.
Je kunt kenmerken van een spiegel benoemen.
Je kunt een spiegelbeeld construeren.
Slide 2 - Slide
Schaduw tekenen
Teken de randstralen
en arceer het gebied er tussen.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Een virtueel beeld v.e. kaars zien.
Slide 5 - Slide
Een teruggekaatste bundel tekenen.
1 Spiegel P; Dit wordt P'
2 De tereggekaatste bundel lijkt uit P' te komen.
Slide 6 - Slide
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 7 - Quiz
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 8 - Quiz
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 9 - Quiz
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 10 - Quiz
In de afbeelding zie je een voorbeeld van......
A
Direct licht
B
Indirect licht
Slide 11 - Quiz
Metalen glanzen van nature. Metalen kaatsen.....
A
Diffuus terug
B
Spiegelend terug
Slide 12 - Quiz
5.4 Lichtstralen construeren
Slide 13 - Slide
Onthouden !
Een positieve lens is een bolle lens.
Een negatieve lens is een holle lens.
De lichtstralen uit een bolle lens komen bij elkaar in het brandpunt.
Het brandpunt geef je aan met de hoofdletter F.
De afstand van de lens tot het brandpunt is de brandpunts-afstand.
Hoe kleiner de brandpunts-afstand, hoe sterker de lens.
Een positieve lens heeft een convergerende werking ( naar elkaar toe).
Een negatieve lens heeft een divergerende werking (van elkaar af).
Slide 14 - Slide
Leerdoelen
Je kunt lichtstralen door een positieve lens construeren.
Je kunt brandpuntsafstand, voorwerpsafstand en beeldafstand van een positieve lens herkennen.
Je kunt een beeld construeren, dat gevormd wordt door een positieve lens.
Slide 15 - Slide
Positieve lenzen
Slide 16 - Slide
Positieve lenzen zijn in het midden dikker dan aan de rand.
Daarom worden ze ook wel bolle lenzen genoemd.
Slide 17 - Slide
Lichtbreking
Lichtstralen die door een positieve lens worden afgebroken, gaan naar elkaar toe: CONVERGEREN
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Construeren
Met een bolle lens kun je een beeld maken van een voorwerp.
Slide 20 - Slide
Construeren
Slide 21 - Slide
0
Slide 22 - Video
phet.colorado.edu
Slide 23 - Link
Hoe gaan de drie lichtstralen die je in de afbeelding in vraag 41 hebt geconstrueerd?
A
Ze gaan na de lens door een punt.
B
ze gaan na de lens alle drie evenwijdig met de hoofdas.
C
ze gaan na de lens uit elkaar.
D
ze raken elkaar na de lens niet.
Slide 24 - Quiz
Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuus
B
Spiegel
Slide 25 - Quiz
De schaduw aan de linker- en rechterkant van de groene lijn noem je ...?
A
Kernschaduw
B
Lichtschaduw
C
Halfschaduw
D
Randstralen
Slide 26 - Quiz
Waar is het spiegelbeeld?
A
Onder het water
B
Op het water
C
Boven het water
Slide 27 - Quiz
Waar is het spiegelbeeld?
A
Voor de spiegel
B
Op de spiegel
C
Achter de spiegel
Slide 28 - Quiz
Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en het afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld is groter
B
Van voorwerp is groter
C
Even groot
Slide 29 - Quiz
waar bevindt het spiegelbeeld zich?
A
loodrecht achter de spiegel
B
in de spiegel
C
voor de spiegel
D
op de plaats van het voorwerp
Slide 30 - Quiz
Hoe heet de lijn die loodrecht op de spiegel staat?
A
De normaal
B
Hoek van inval
C
Hoek van terugkaatsing
D
geen idee
Slide 31 - Quiz
Bij terugkaatsing van een lichtstraal op een spiegel, moet je de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing kennen. Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?