H1: 1.6 / Promille - 3M

Start geen nieuwe vergadering
Welkom   wiskunde!
Wat gaan we doen?
● Wat gaan we leren?
● Terugblik: vk t/m 1.5
● Nieuwe theorie: 1.6
● Afsluitende vragen
bij
We gaan zo starten.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Start geen nieuwe vergadering
Welkom   wiskunde!
Wat gaan we doen?
● Wat gaan we leren?
● Terugblik: vk t/m 1.5
● Nieuwe theorie: 1.6
● Afsluitende vragen
bij
We gaan zo starten.

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Je weet wat promille is.

Je kunt rekenen met promille.
 


                  Nu mee bezig
H1: Procenten
VK Breuken en procenten
1. Breuken, procenten en
    decimale getallen
2. Percentage gegeven
3. Procenten gevraagd
4. Procenten en grote     
     getallen
5. Terugrekenen naar 100%
6. Promille
7. Exponentiele formule

Slide 2 - Slide

Op hoeveel decimalen ronden we procenten af?
A
1 decimaal
B
geheel getal
C
2 decimalen

Slide 3 - Quiz

Welk percentage hoort bij 1/8?

Procentteken hoef je niet in te voeren.

Slide 4 - Open question

Wat betekent de afkorting BTW?

Slide 5 - Open question

Hoe noemen we de toename in aantallen?
A
relatieve toename
B
relatieve afname
C
absolute toename
D
absolute afname

Slide 6 - Quiz

Hoe noemen we een procentuele afname?
A
relatieve toename
B
relatieve afname
C
absolute toename
D
absolute afname

Slide 7 - Quiz

Hoe schrijf je 89,9 miljoen in cijfers?
A
89 , 900 000
B
89.900.000
C
89 900 000
D
89 900 000 000

Slide 8 - Quiz

1.6: Promille

Wat betekent het woord procent? 

  • pro = per (van de)
  • cent =  honderd
  • procent = per honderd (of van de honderd)
  • Als de toename erg klein is, kun je beter promille gebruiken.
    Wat betekend het woord promille?
  • promille = per duizend (of van de duizend)

Slide 9 - Slide

1.6: Promille

1 procent = 1 % =           = 0,01


1 promille = 1 ‰  =             = 0,001


Afspraak:  Promille ronden we af op 1 decimaal.


  • Wat veranderd er in de verhoudingstabel?
1001
10001

Slide 10 - Slide

1.6: Promille
Wat veranderd er in de verhoudingstabel?

Slide 11 - Slide

1.6: Promille
Wat veranderd er in de verhoudingstabel?
1000
promille

Slide 12 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.

Slide 13 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
Inwoners
aantal inwoners

Slide 14 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
Inwoners
aantal inwoners

Slide 15 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
Inwoners
aantal inwoners

Slide 16 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
Inwoners
aantal inwoners

Slide 17 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
X
Inwoners
aantal inwoners

Slide 18 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
X
Inwoners
aantal inwoners

Slide 19 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
X
: 1000
X 1,5
Inwoners
aantal inwoners

Slide 20 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
X
: 1000
X 1,5
: 1000
X 1,5
Inwoners
aantal inwoners

Slide 21 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
X
188,4
: 1000
X 1,5
: 1000
X 1,5
Inwoners
aantal inwoners

Slide 22 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
X
188,4
10001256001,5=188,4
: 1000
X 1,5
: 1000
X 1,5
Inwoners
aantal inwoners

Slide 23 - Slide

1.6: Promille
Bereken 1,5 ‰ van  125 600 inwoners.
1000
promille
125 600
1,5
1
X
188,4
10001256001,5=188,4
Dus het is ongeveer 188 inwoners.
: 1000
X 1,5
: 1000
X 1,5
Inwoners
aantal inwoners

Slide 24 - Slide

Hoeveel is 6,05 promille van 800.000?
A
4840
B
6050
C
48400
D
484000

Slide 25 - Quiz

4 promille van 115 488 euro is:
A
461,952
B
4619,52
C
461,95 euro
D
4619,52 euro

Slide 26 - Quiz

Jan weegt 75 kg. Zijn lichaam bestaat voor 60% uit vocht. Een kg vocht is ongeveer een liter. Uit hoeveel vocht bestaat Jans lichaam?
A
50
B
75
C
45
D
60

Slide 27 - Quiz

Hoeveel milliliter is 45 liter?
A
450
B
45000
C
4500
D
450000

Slide 28 - Quiz

Aan de slag! week 37

H1.5 opgave T, 71 t/m 77, 83, 88

Wat? H1.6 opgave 91  t/m 96

Hoe? blz: 44  in het leerboek

Hulp? Zie voorbeeldopgave Theorie boek

Tijd?  15 min  (eerste 5 min in stilte werken!)

Klaar? bespreken met je buurman/buurvrouw(fluisteren)

Evalueren? Lesdoel behaald!







Zf
Zf
Testopgaven: 
K: blz 45

Extra uitleg

Slide 29 - Slide

Huiswerk week 48

Maken van H1:

Paragraaf 1.6 volgens jouw leerroute

Paragraaf 1.7 volgens jouw leerroute



Nakijken en verbeteren:

Huiswerk van H1 tot nu toe.






Zf
Zf
Testopgaven: 
K -> blz. 45
L -> blz. 49
M -> blz. 53
Extra uitleg

Slide 30 - Slide

Huiswerk week 47

Maken van H1:

Paragraaf 1.5 volgens jouw leerroute




Nakijken en verbeteren:

Huiswerk van H1 tot nu toe.






Zf
Zf
Testopgaven: 
I -> blz. 38
J -> blz. 40

Extra uitleg

Slide 31 - Slide