Wat voor kleur hebben de bladeren: Deze vraag kun je beantwoorden door naar de boom te kijken. Het is een vraag die je met je zintuigen en door je waarneming kunt beantwoorden.
Waarom vallen de bladeren in de herfst van de boom? Deze vraag gaat over biologische kennis. Niet iedereen weet het antwoord, maar een natuurkenner of bioloog wel.
Hoe gaat het met je, boom?
Dit is een vraag waarbij je interesse toont, het is een soort interview vraag, een persoonlijke vraag, je vraagt iets waar de ander antwoord op kan geven omdat het over hemzelf gaat. Daar vallen ook reflectieve (heb je dat goed gedaan?) en conatieve (wat zou je zelf doen?) vragen onder.
Wie zou er allemaal onder deze boom een dutje gedaan kunnen hebben?
Deze vraag is verraderlijk, die wordt vaak voor een filosofische vraag aangezien. Je kunt op deze vraag namelijk ook meerdere antwoorden geven én je kunt erover nadenken. Het is tenslotte niet iets wat je kunt weten. Máár onder deze vraag ligt geen ‘wat is-vraag’. Je gaat niet een bepaald begrip onderzoeken. Daarom is het een verbeeldingsvraag. Om de vraag te beantwoorden moet je je verbeelding gebruiken (of fantasie of je creatieve denkvermogen).
De filosofische vraag: Zien we allemaal dezelfde boom?
Vraag 1 tot en met 4 zijn dus geen (echte) filosofische vragen, maar vraag 5 wel. We nemen allemaal wel aan dat we dezelfde boom zien, maar echt zeker weten doen we het niet. Je kan immers nooit zien wat er in iemand anders zijn hoofd te zien is. Over het antwoord kunnen we dus wel heel goed samen nadenken, maar het ware antwoord zullen we waarschijnlijk nooit vinden. We vinden alleen mogelijke antwoorden. (Theologie)