H3 herhaling haben/sein/werden + D Lesen

<3lich Willkommen! 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 4,5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

<3lich Willkommen! 

Slide 1 - Slide

Am Ende der Stunde:


- Ik weet de twee betekenissen van het ww werden.

- Ik kan het werkwoord werden vervoegen in de t.t en v.t.

-Ik weet de vervoegingen van de werkwoorden haben & sein zowel in de tegenwoordige tijd als in de verleden tijd. 


Slide 2 - Slide

Weißt du noch?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 5 - Drag question

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

hebben: Man .... gestern nichts gemacht.
A
hattet
B
hat
C
hatte

Slide 8 - Quiz

zijn: Warum .... ihr letztes Jahr in Deutschland?
A
seid
B
wart
C
hattet

Slide 9 - Quiz

hebben: Damals ..... wir krank.
A
hatte
B
hatten
C
hattet

Slide 10 - Quiz

ik was =

Slide 11 - Open question

jullie hadden =

Slide 12 - Open question

jij had =

Slide 13 - Open question

Gestern ... (was) ein komischer Tag.
A
war
B
wart
C
hattet
D
hatten

Slide 14 - Quiz

Ich ... (had) schlechte Laune (humeur).
A
hatte
B
warst
C
war
D
hatte

Slide 15 - Quiz

Außerdem ... (waren) meine Eltern auch da.
A
war
B
warst
C
waren
D
wart

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 18 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
werden (worden, zullen)
regel: stam + uitgang

werden
stam: -en eraf
-> werd


uitleg

Slide 19 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
werden -> uitzondering
werd
werd
werd

werd
werd
werd

wirst
wird




du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!
Let op de extra 'e'.

e
e


e
uitleg

Slide 20 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e



en
t
en
werden -> uitzondering
werd
wirst
wird

werd
werd
werd
e
uitleg

Slide 21 - Slide

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 22 - Drag question

werden (ich)
1/10
A
werde
B
wirde
C
werd
D
wird

Slide 23 - Quiz

werden (ihr)
2/10
A
wirdet
B
werd
C
werdet
D
werdt

Slide 24 - Quiz

werden (du)
3/10
A
werdest
B
wirst
C
wirdst
D
wirdest

Slide 25 - Quiz

werden (Thomas)
4/10
A
werdet
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 26 - Quiz