oefentoets interbellum

Waarop is de naam fascisme gebaseerd?
A
De naam van een Romeinse roedebundel
B
De naam van een Romeinse senator
C
De naam van Italië in de oudheid
D
De naam van de Romeinse senaat.
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waarop is de naam fascisme gebaseerd?
A
De naam van een Romeinse roedebundel
B
De naam van een Romeinse senator
C
De naam van Italië in de oudheid
D
De naam van de Romeinse senaat.

Slide 1 - Quiz

Wat betekent fasci di combattimento
A
mannen met roedebundels
B
fascistische knokploegen
C
groepen die anderen met bijlen aanvallen
D
fascistische beveiliging

Slide 2 - Quiz

Wie legde de basis voor het fascisme?
A
Mussert
B
Franco
C
Hitler
D
Mussolini

Slide 3 - Quiz

Wat hoort niet thuis bij het fascisme?
A
liefde voor verstand
B
liefde voor de leider
C
liefde voor de moeder
D
liefde voor geweld

Slide 4 - Quiz

Wat was niet de reden van het fascisme?
A
vrede van Versailles
B
teleurstelling in democratie
C
teleurstelling in de economie na de oorlog
D
teleurstelling in de Volkenbond

Slide 5 - Quiz

Welk kenmerk van fascisme?
A
mensen zijn ongelijk
B
nationalisme
C
leidersprincipe
D
rassen ongelijkheid

Slide 6 - Quiz

Welk kenmerk van fascisme?
A
gevoel gaat boven verstand
B
nationalisme
C
mensen zijn ongelijk
D
verheerlijking van geweld

Slide 7 - Quiz

Fascisme of nationaal-socialisme?
A
fascisme: mensen zijn ongelijk
B
fascisme: leidersbeginsel
C
Nationaal- socialisme: antisemitisme
D
Nationaal-socialisme: er staat Duitse tekst op

Slide 8 - Quiz

Kenmerk?
A
fascisme: nationalisme
B
fascisme: levensruimte
C
nationaal- socialisme: nationalisme
D
nationaal- socialisme: levensruimte

Slide 9 - Quiz

Wanneer begint de Republiek van Weimar?
A
november 1918
B
juni 1919
C
oktober 1917
D
januari 1919

Slide 10 - Quiz

Welk partij wordt verantwoordelijk gehouden voor het "diktaat van Versailles"
A
socialisten
B
communisten
C
liberalen
D
katholieken

Slide 11 - Quiz

Uit welke groep komt de dolkstootlegende?
A
leger
B
communisten
C
katholieken
D
conservatieven

Slide 12 - Quiz

Wat gebeurde er niet in het jaar 1923
A
inval van Frankrijk
B
Dawesplan
C
mislukte staatsgreep Hitler
D
hyperinflatie

Slide 13 - Quiz

Wat houdt het Dawesplan in?
A
Duitsland krijgt lening van VS voor o.a. herstelbetalingen
B
Duitsland begint weer met het betalen van herstelbetalingen
C
Frankrijk en Engeland verlagen de herstelbetalingen
D
Frankrijk en Engeland geven Duitsland uitstel van de herstelbetalingen

Slide 14 - Quiz

Wat klopt niet? Waarom groeit in het jaar 1929 de NSDAP?
A
economische crisis
B
goed gebruik van moderne media door NSDAP
C
Mein Kampf was een populair boek
D
Massabijeenkomsten van NSDAP

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het woord NSDAP
A
nationaal socialistische Duitse arbeiderspartij
B
nationaal socialistische democratische partij
C
nationaal socialistische Duitse Algemene partij
D
nationaal socialistische Duitse arische partij

Slide 16 - Quiz

Wat klopt niet? Hitler komt in 1933 legaal aan de macht
A
door verkiezingen
B
door de machtigingswet
C
doordat conservatieven met hem willen samenwerken
D
doordat communistische parlementsleden gevangen zitten

Slide 17 - Quiz

Op welke 2 manieren zorgt de NSDAP voor gelijkschakeling?
A
alle Duitse staatsburgers moeten lid worden van nationaal-socialistische verenigingen, en onderwijs en media.
B
Neurenbergerwetten en het ministerie van Volksvoorlichting en propaganda
C
iedereen moet lid worden van nationaal-socialistische verenigingen en onderwijs en media
D
Door het inzetten van SA en SS

Slide 18 - Quiz

Wanneer wordt de Hitlerjugend verplicht?
A
1929
B
1933
C
1936
D
1939

Slide 19 - Quiz

D.A.F.
A
vakbond voor werkgevers-werknemers
B
organisatie voor vrije- tijds besteding volwassenen
C
organisatie die de sociale dienstplicht regelt
D
organisatie voor jeugd

Slide 20 - Quiz

B.D.M.
A
vakbond voor werkgevers-werknemers
B
organisatie voor vrije- tijds besteding volwassenen
C
organisatie die de sociale dienstplicht regelt
D
organisatie voor jeugd

Slide 21 - Quiz

KdF
A
vakbond voor werkgevers-werknemers
B
organisatie voor vrije- tijds besteding volwassenen
C
organisatie die de sociale dienstplicht regelt
D
organisatie voor jeugd

Slide 22 - Quiz

Verzetsbeweging waar Sophie Scholl lid van was:
A
Edelweisspiraten
B
Weisse Rose
C
Bund Deutscher Mädel
D
Rote Rose

Slide 23 - Quiz

Wat klopt niet: Dachau
A
Was het eerste vernietigingskamp
B
Was het eerste concentratiekamp
C
Was aanvankelijk voor politieke gevangenen
D
Is in 1933 opgericht

Slide 24 - Quiz

fases van de jodenvervolging
A
emigratie-opsluiten-vernietigen
B
immigratie- opsluiten-vernietigen
C
opsluiten-uitzetten-vergassen
D
opsluiten-doodschieten-vergassen

Slide 25 - Quiz

In Duitsland was weinig verzet, wat is fout?
A
bijna iedereen stond achter Hitler
B
De kerk verbood dat
C
angst voor de Sicherheitspolizei
D
men wilde geen landverrader zijn

Slide 26 - Quiz

Wat klopt niet? Taken van de SS:
A
beheren concentratiekampen
B
mensen leveren voor "Einsatz"groepen
C
Elitetroepen leveren voor gevechten aan het Oostfront
D
soldaten leveren voor de Wehrmacht. (leger)

Slide 27 - Quiz