Chaire les 26 en 27 aanwijzend vnw

Grieks, klas 3
dinsdag 7 april
1 / 40
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grieks, klas 3
dinsdag 7 april

Slide 1 - Slide

Programma
  • Eerst even dit....
  • Nieuwe uitleg bij hfst 26 en 27: aanwijzende voornaamwoorden
  • Vertalen les 27
  • Herhalen aoristus
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Eerst even dit...
Werken van Heracles....

welke naam hoort bij welke werk?

Slide 3 - Slide


A
Erymanthos
B
Kreta
C
Mykene
D
Nemea

Slide 4 - Quiz


A
Omphalos
B
Sisyphos
C
Stymphalos
D
Stygmatos

Slide 5 - Quiz


A
Augias
B
Eurystheus
C
Hippias
D
Morpheus

Slide 6 - Quiz

Nieuwe uitleg: aanwijzende vnw
  1. Overzicht
  2. Rijtjes
  3. Oefenen rijtjes
  4. Betekenis

Slide 7 - Slide

Overzicht
1. ὁδε                ἡδε                τοδε                      (dichtbij)

2. ἐκεινος       ἐκεινη         ἐκεινο                   (ver weg)

3. οὑτος           αὑτη            τουτο                     (dichtbij of
                                                                                  eerder genoemd)

Slide 8 - Slide

Rijtjes: ὁδε, ἡδε, τοδε
lidwoord + δε

dus..... zorg ervoor dat je het lidwoord kent

Slide 9 - Slide

Rijtjes: ἐκεινος, -η, -ο
ἐκειν- + uitgangen die 'rijmen' op het lidwoord

dus..... zorg ervoor dat je het lidwoord goed kent

Slide 10 - Slide

Rijtjes: οὑτος, αὑτη, τουτο
οὑτ-, του-, αὑτ- of ταυ- gevolgd door het lidwoord

dus..... zorg ervoor dat je het lidwoord heel goed kent

Slide 11 - Slide

Hoe goed kennen jullie het lidwoord?

Slide 12 - Slide

Mannelijk (met o-mikron)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τον
οἱ
τους
τῳ
του
των
τοις

Slide 13 - Drag question

mannelijk

nom. ev.    ὁ
gen. ev.     του
dat. ev.       τῳ
acc. ev.      τον




nom. mv.  οἱ 
gen. mv.    των
dat. mv.      τοις
acc. mv.     τους

Slide 14 - Slide

Vrouwelijk (met eta/alfa)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
την
αἱ
τας
τῃ
της
των
ταις

Slide 15 - Drag question

vrouwelijk

nom. ev.    ἡ
gen. ev.     της
dat. ev.       τῃ
acc. ev.      την




nom. mv.  αἱ 
gen. mv.    των
dat. mv.      ταις
acc. mv.     τας

Slide 16 - Slide

Onzijdig
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τό
τά
τά
τό
τῷ
τοῦ
των
τοῖς

Slide 17 - Drag question

onzijdig

nom. ev.    τό
gen. ev.     του
dat. ev.       τῳ
acc. ev.      τό




nom. mv.  τά
gen. mv.    των
dat. mv.      τοις
acc. mv.     τά

Slide 18 - Slide

Oefenen rijtjes
kies de congruerende vorm

Slide 19 - Slide

τοῦ ὑψηλοῦ οὐρανοῦ
A
τοῦτο
B
τοῦτον
C
τούτου

Slide 20 - Quiz

τὸ ἰσχυρὸν σῶμα
A
ἐκεῖνο
B
ἐκεῖνον
C
ἐκεῖνα

Slide 21 - Quiz

τῷ σοφῷ δόλῳ
A
τόδε
B
τοῦδε
C
τῷδε

Slide 22 - Quiz

ταῖς καθαραῖς ἐσθῆσιν
A
ταῦτα
B
ταύταις
C
ταύτας

Slide 23 - Quiz

τὸν μέγαν πόδα
A
ταύτην
B
τοῦτον
C
τοῦτο

Slide 24 - Quiz

ἡ αἰσχρὰ δίκη
A
ταῦτα
B
αὕται
C
αὕτη

Slide 25 - Quiz

τῆς μεγάλης σοφίας
A
ταῖσδε
B
τάσδε
C
τῆσδε

Slide 26 - Quiz

τὰ φίλα τέκνα
A
ἐκείνη
B
ἐκεῖνα
C
ἐκεῖνο

Slide 27 - Quiz

Betekenis
1. als het ergens mee congrueert:                   aanwijzend vnw.

2. als het nergens mee congrueert:              pers. vnw.

Slide 28 - Slide

Betekenis
                                                                   aanwijzend            pers.
1. ὁδε                ἡδε                τοδε        deze, dit                  hij/zij/het    

2. ἐκεινος       ἐκεινη         ἐκεινο      die, dat                    hij/zij/het

3. οὑτος           αὑτη            τουτο      deze, die                 hij/zij/het
                                                                   dit, dat

Slide 29 - Slide

Dus....
.... let op congruentie
.... geen congruentie: vertaal naamval, getal en geslacht als pers. vnw.

Slide 30 - Slide

Vertalen les 27

Slide 31 - Slide

Herhalen aoristus

Slide 32 - Slide

ἐλυσασθε
A
jullie maken jezelf los
B
jullie maakten jezelf los (impf.)
C
jullie maakten jezelf los (aor.)
D
maak jezelf los!

Slide 33 - Quiz

ἠγαγοντο
A
zij leiden zichzelf
B
zij leidden zichzelf (impf.)
C
zij leidden zichzelf (aor.)
D
geen van deze antwoorden

Slide 34 - Quiz

ἔτικτε
A
zij baart
B
zij baarde (impf.)
C
zij baarde (aor.)
D
geen van deze antwoorden

Slide 35 - Quiz

φυγετε
A
jullie vluchten
B
jullie vluchtten (impf.)
C
jullie vluchtten (aor.)
D
geen van deze antwoorden

Slide 36 - Quiz

Wat betekent φυγετε dan wel?

Slide 37 - Open question

Wat is het verschil tussen φυγετε en φευγετε?

Slide 38 - Open question

Huiswerk dinsdag 14 april
  • maken vertaling les 27
  • (blijven) herhalen rijtjes lidwoord
  • leren rijtjes/regels aanwijzend vnw (zoals afgeleid van lidwoord!)
  • (blijven) leren aoristus

Slide 39 - Slide

Fijne pasen!
(nou ja, we doen nog even Latijn vanmiddag)

Slide 40 - Slide