Voorzetsels - vaste combi

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel: vertrouwen op, beschikken over, zich schamen voor.

Slide 3 - Slide

Vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat, of als je het voorzetsel verandert.

Bijvoorbeeld:
LACHEN NAAR 
betekent iets heel anders dan 
LACHEN OM

Slide 4 - Slide

Vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat, of als je het voorzetsel verandert.

Bijvoorbeeld:
DENKEN OVER 
betekent iets heel anders dan 
DENK OM en ook iets anders dan DENK AAN

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

 Hij houdt         jou.
Anas twijfelt               jouw woorden.
Zij is gek         jou.
 Lia verlangt        lekker eten.
Diana heeft zin .... het suikerfeest.
Dewi wacht          de bus.
Baris is kwaad       zijn broer.
in
van
aan
naar
op
op
op

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Nu jullie...

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Nu jullie...
Aan                 Bij             In                Met         Naar
Om                  Op            Over           Tot
Tegen             Uit            Van            Voor

Hier staan 13 voorzetsels. Maak nu eigen zinnen, waarbij je ieder voorzetsel in een vaste combinatie gebruikt.

Slide 12 - Slide