4.2 Waar kun je werken?

H4 Werk aan de winkel


§ 4.1 Sta je sterk in je werk?
§ 4.2 Waar kun je werken?
§ 4.3 Kun je aan het werk?
§ 4.4 Werk voor iedereen?
Ma 20 nov. TT H3+H4
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4 Werk aan de winkel


§ 4.1 Sta je sterk in je werk?
§ 4.2 Waar kun je werken?
§ 4.3 Kun je aan het werk?
§ 4.4 Werk voor iedereen?
Ma 20 nov. TT H3+H4

Slide 1 - Slide

Huiswerk: vragen? Opgave 8.

In deze les leer je:
- wat vaste banen en flexibele banen zijn;
- over werken in loondienst en werken als zzp'er;
- over de eenmanszaak, vof, bv en nv;
- wat een stichting is.


GOAL!

Slide 2 - Slide

Opgave 8 (blz. 108)
a      



                
    
     
 
                            




 
 


   Formule: verschil in % berekenen! 

                        verschil
      ----------------------------------------- x 100 
       bedrag waarmee je vergelijkt

   

afronden op 1 decimaal

Slide 3 - Slide

Opgave 8 (blz. 108)
...... dan mannen --> dus: delen door € 22,90

     
            
    
     
 
                            




 
 


Slide 4 - Slide

Opgave 8 (blz. 108)
...... dan mannen --> dus: delen door € 22,90

     (€ 19,30 – € 22,90) 
     ---------------------  × 100 = - 15,72...  --> 15,7% minder
               € 22,90

            
    
     
 
                            




 
 


Slide 5 - Slide

Opgave 8 (blz. 108)
...... dan mannen --> dus: delen door € 22,90

     (€ 19,30 – € 22,90) 
     ---------------------  × 100 = - 15,72...  --> 15,7% minder
               € 22,90

b   Vrouwen werken vaker in deeltijd  -->  minder promotie         
    
     
 
                            




 
 


Slide 6 - Slide

Huiswerk: vragen? Opgave 8.

In deze les leer je:
- wat vaste banen en flexibele banen zijn;
- over werken in loondienst en werken als zzp'er;
- over de eenmanszaak, vof, bv en nv;
- wat een stichting is.


GOAL!

Slide 7 - Slide

Wanneer werk je flexibel?

Slide 8 - Mind map

Vaste baan en flexibele baan

Vaste baan
Flexibele baan (flexwerk)
je hebt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
je werkt alleen als een werkgever je nodig heeft (bijv. als oproepkracht of voor bepaalde tijd)

Slide 9 - Slide

Werknemer of zelfstandige?


Werknemer: voordelen
Zelfstandige: voordelen
afgesproken loon,
vakantie/vrije dagen,
werknemersverzekeringen,
pensioenopbouw
meer vrijheid,
mogelijk veel winst

Slide 10 - Slide

Werknemer of zelfstandige?


Werknemer: voordelen
Zelfstandige: voordelen


--> ZZP'er: zelfstandige zonder personeel
afgesproken loon,
vakantie/vrije dagen,
werknemersverzekeringen,
pensioenopbouw
meer vrijheid,
mogelijk veel winst

Slide 11 - Slide

Marktvormen:


Ondernemingsvormen:


Slide 12 - Slide

Marktvormen:
- monopolie
- oligopolie
- volkomen concurrentie
- monopolistische concurrentie



Zie par. 3.4
Ondernemingsvormen:
- eenmanszaak 
- vennootschap onder firma       
   (vof)
- besloten vennootschap (bv)
- naamloze vennootschap (nv)
- stichting

Zie par. 4.2

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Zzp'er 
- 1 eigenaar

- heeft geen personeel 
- privé aansprakelijk
- winst = inkomen, dus
  inkomstenbelasting
Eenmanszaak
- 1 eigenaar 

- kan personeel hebben
- privé aansprakelijk
- winst = inkomen, dus
   inkomstenbelasting
Vof 
- 2 of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
- kan personeel hebben
- privé aansprakelijk 
- winst = inkomen, dus
   inkomstenbelasting
Voordelen van vof
- samen meer geld inbrengen
- taken verdelen
- bedrijf gaat door als één van de vennoten ziek wordt

Slide 16 - Slide

BV (Besloten Vennootschap)

  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst 
  • Niet iedereen kan aandelen kopen     
  • Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald 
  • Winst aan aandeelhouders = dividend 
NV (Naamloze Vennootschap)

  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst 
  • Iedereen kan aandelen kopen   (effectenbeurs)  
  •  Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald 
  • Winst aan aandeelhouders = dividend  

Slide 17 - Slide

  • Niet-commerciële rechtsvorm;
  • Opgericht op een bepaald (maatschappelijk) doel te verwezenlijken;
  • Bestuur is niet privé aansprakelijk;
  • Kan wel werknemers in dienst hebben;
  • Voornaamste inkomstenbron: donaties en subsidies.
Stichting

Slide 18 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)

Slide 19 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)
Meer dan de helft van alle werkenden is zzp'er.

Slide 20 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)


De grafiek gaat over het aantal ondernemingen en zegt niets over het aantal werkenden, dus: 
Meer dan de helft van alle werkenden is zzp'er.
onjuist

Slide 21 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)
In 2021 zijn er in totaal 2.078 ondernemingen.

Slide 22 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)


Er zijn (1.393 + 685) x 1.000 = 2.078.000 ondernemingen, dus
In 2021 zijn er in totaal 2.078 ondernemingen.
onjuist

Slide 23 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)
Het aantal ondernemingen is tussen 2018 en 2021 met ± 15% toegenomen.

Slide 24 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)






--> Vul in en reken uit:
Het aantal ondernemingen is tussen 2018 en 2021 met ± 15% toegenomen.
                                     (nieuw - oud)
  Verandering in % = --------------------- x 100%
                                            oud

Slide 25 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)


oud: 2018  -->  1.163.000 + 656.000 = 1.819.000
nieuw: 2021  -->  2.078.000
Het aantal ondernemingen is tussen 2018 en 2021 met ± 15% toegenomen.

Slide 26 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)


oud: 2018  -->  1.163.000 + 656.000 = 1.819.000
nieuw: 2021  -->  2.078.000
Het aantal ondernemingen is tussen 2018 en 2021 met ± 15% toegenomen.
                                    (2078000 - 1819000)
  Verandering in % = ----------------------------- x 100% = 14,2%
                                             1819000
juist

Slide 27 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)
Het aantal zzp'ers steeg sterker dan het aantal overige ondernemingen.

Slide 28 - Slide

Opgave 4 (blz. 111)


Stijging zzp'ers:  1.393.000 - 1.163.000 = 230.000
Stijging ov. ondernemingen: 685.000 - 656.000 = 29.000

Dus: 
Het aantal zzp'ers steeg sterker dan het aantal overige ondernemingen.
juist

Slide 29 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 30 - Slide

Juist of onjuist?
Een vaste baan heeft een contract
voor bepaalde tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Juist of onjuist?
Een eenmanszaak = zzp'er.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Je bent persoonlijk aansprakelijk
bij een ...
A
BV
B
Vof
C
stichting

Slide 33 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
Vof
C
BV

Slide 34 - Quiz

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
Vof

Slide 35 - Quiz

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
Vof

Slide 36 - Quiz

Wanneer je een bedrijf begint met een partner en beide partners hebben evenveel rechten en plichten. Welke rechtsvorm begin je dan?
A
Vof
B
BV
C
NV

Slide 37 - Quiz

Juist of onjuist?
Een Stichting heeft een
commercieel doel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Aan het werk
Maken: § 4.2
opg. 1 t/m 3, 5 t/m 12 (blz. 110)
Zelf nakijken via Magister ELO Studiewijzers
Ma 20 nov. TT H3+H4

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video