8.1 en 8.2 Democratie en Het bestuur

• knm
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

KNM

thema 8

Regering 

en wet

Welke woorden hebben
te maken met democratie?

8.1 Democratie

tekst lezen p. 84

Wat is een een democratie?

Wat  betekent kiesrecht?

Welke verkiezingen zijn er in Nederland?

Hoe vaak vinden deze verkiezingen plaats?

Wie mag kiezen en wat kun je kiezen?

oefenen: 

lesidee 8.1a

Dit is de stempas van mevrouw Jacobs.

Voor welke verkiezingen is deze stempas?

Wanneer kan mevrouw Jacobs stemmen? En waar?

Wat moet ze meenemen als ze gaat stemmen?

oefenen: bespreek samen

Als je de Nederlandse nationaliteit hebt, mag je stemmen. 

Vind je het belangrijk om 

te stemmen?

Kijk naar de plaatjes. 

Welke politieke partijen 

ken je? Vertel wat je weet.

oefenen: stemmen met de voeten

Je ziet zo meteen 9 stellingen van verschillende politieke partijen.

Je gaat kiezen.

Ben je voor of ben je tegen de stelling

Verdeel het lokaal in twee delen. In het midden is een denkbeeldige scheidslijn.

De leerlingen starten op deze lijn.

Ze lezen de stelling en kiezen door te lopen naar het vak 'ik ben voor' of naar het vak 'ik ben tegen'.

Laat de leerlingen met elkaar discussiëren over hun keuze.

Blijft iedereen staan? Of wordt er na discussie toch nog gewisseld?

stelling 1

Mensen die veel verdienen moeten meer belasting betalen.

stelling 2

De leeftijd wanneer je met pensioen kan, moet hoger worden.

stelling 3

Het eigen risico in de zorg moet minder worden.

stelling 4

Nederland moet beter voor het milieu zorgen.

stelling 5

Alle studenten moeten studiefinanciering krijgen.

stelling 6

Alle opleidingen aan de universiteit moeten in het Engels gegeven worden.

stelling 7

Dierentuinen moeten gesloten worden.

stelling 8

Er moeten meer sociale huurwoningen komen.

stelling 9

Nederland moet meer geld geven aan arme landen.

meer oefenen?

Ga naar www.hoewerktstemmen.nl.
Op deze site legt Steffie uit wat de gemeenteraad doet en hoe stemmen
werkt.
Daarna kun je Steffie helpen om te stemmen.

Wat vind je van de manier van stemmen in Nederland?

Klik eerst hier.

En doe ten slotte 

deze oefening.

Klik daarna hier.

8.2

Tekst lezen

8.2 Bestuur

luister hier

Het land - de Tweede Kamer - het kabinet

luister hier

De gemeente 

luister hier

De gemeente - de burgemeester

luister hier

De provincie - de Provinciale Staten

luister hier

Het land - de koning - de troonrede

luister hier

oefenen

Zijn de volgende stellingen waar of niet waar?

Geef antwoord!

In deze les kunnen de cursisten digitaal antwoord geven.

Je kunt al variatie ook de leerlingen laten lopen in de klas: een zijde is waar, de andere zijde van de klas is niet waar.

Een andere mogelijkheid is om te werken met rode en groene kaartjes, de cursisten steken het kaartje omhoog: waar = groen/ niet waar= rood.

Nederland heeft een president.

1. waar
2. niet waar

Een wethouder maakt wetten voor het land.

1. waar
2. niet waar

Nederland zit in de Europese Unie.

1. waar
2. niet waar

De koning zit in de regering.

1. waar
2. niet waar

In de Tweede Kamer zitten 150 mensen.

1. waar
2. niet waar

De Eerste Kamer is het bestuur van het land.

1. waar
2. niet waar

De burgemeester werkt samen met de wethouders.

1. waar
2. niet waar

De Provinciale Staten controleren nieuwe wetten.

1. waar
2. niet waar

In de Tweede Kamer zit één politieke partij.

1. waar
2. niet waar

Op Koningsdag leest de koning de troonrede voor.

1. waar
2. niet waar

Elke gemeente heeft een gemeenteraad.

1. waar
2. niet waar

De verkiezingen voor de Europese Unie zijn elke vijf jaar.

1. waar
2. niet waar

De burgemeester is de leider van de ministers.

1. waar
2. niet waar

De verkiezingen voor de gemeente zijn elke vijf jaar.

1. waar
2. niet waar

De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn elke vier jaar.

1. waar
2. niet waar