Les 5.1

Programma 
  • Hoe ging de toetsweek?
  • Wat kun je deze deeltaak verwachten?
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 7.1 en 7.4
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Bespreken vraag van de week
  • Aan het werk (keuze)
  • Afronding van deze les 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma 
  • Hoe ging de toetsweek?
  • Wat kun je deze deeltaak verwachten?
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 7.1 en 7.4
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Bespreken vraag van de week
  • Aan het werk (keuze)
  • Afronding van deze les 

Slide 1 - Slide

Hoe ging de toetsweek?
Richt je op economie.
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat kun je deze deeltaak verwachten?
Deze deeltaak heb je geen praktische opdracht of toets. In deeltaak 6 ronden we economie af met een toets over paragraaf 7.1, 7.4 en 8.1 t/m 8.4. Deze toets is op havo 4 niveau.

De praktische opdracht ondernemingsplan vervalt
i.v.m. de coronamaatregelen. 

Slide 3 - Slide

Doelen van deze les 
  • Je kunt toelichten dat mensen tijdens hun leven verschillende financiële beslissingen nemen.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat ruilen over tijd is.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een stroomgrootheid en een voorraadgrootheid
  • Je kunt, met gebruik van voorbeelden, uitleggen wat de rijksbegroting is.
  • Je kunt voorbeelden geven van uitgaven van de collectieve sector.
  • Je kunt uitleggen dat de overheid ruilt over de tijd door een begrotingstekort- of overschot.

Slide 4 - Slide

Financiële levensloop
een overzicht van je financiële situatie en de bijbehorende beslissingen die je daarbij neemt
vermogen
de hoeveelheid geld en waardevolle bezittingen

Slide 5 - Slide

Op welke leeftijd zou je, in theorie, het meeste vermogen hebben?
A
18
B
40
C
67
D
80

Slide 6 - Quiz

Ruilen over tijd: consumptie nu vervangen door consumptie in de toekomst door geld te lenen (bv. kopen huis met hypotheek). En andersom door geld te sparen (bv. pensioen).

Slide 7 - Slide

Voorraad- en stroomgrootheden
Een grootheid is iets wat kan worden gemeten. Dit kan op verschillende manieren:
  • Prijs
  • Inkomen
  • Vermogen
  • Belasting
  • Subsidie 
  • Loonkosten

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden?
  • Voorraadgrootheden meet je op één moment. Je kijkt dus op één moment hoeveel euro’s, dollars, liters, kilo’s of een andere eenheid van een bepaalde grootheid aanwezig zijn.
  • Stroomgrootheden zijn grootheden die je meet over een bepaalde periode. Je kijkt dan naar hoeveel euro’s, dollars, liters, kilo’s of een andere eenheid van een bepaalde grootheid ergens in een bepaalde periode bij komen of vanaf gaan.
Voorbeeld 1
Een voorbeeld van een voorraadgrootheid is je vermogen. Dit is de voorraad geld die je op een bepaald moment hebt. Je kunt je vermogen bijvoorbeeld meten op 1 januari. De stroomgrootheid die hierbij hoort is je inkomen. Dit is wat je per uur, dag, week, maand of jaar verdient. Je meet dit dus over een bepaalde periode.
Voorbeeld 2
Een ander voorbeeld van een voorraadgrootheid is de staatsschuld van de overheid. Dit is de schuld van de overheid op een bepaald moment. Je kunt de staatsschuld ook weer op een bepaalde datum meten. De stroomgrootheid die hierbij hoort is het begrotingstekort of begrotingsoverschot van de overheid. Hierbij kijk je naar de hoeveelheid geld die de overheid in een bepaalde periode tekort komt of overhoudt.

Slide 9 - Slide

Inkomen
Vermogen
stroomgrootheid
voorraadgrootheid

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Video

Rijksbegroting

Slide 12 - Slide

Hoe zit het met de sociale zekerheid. 

Slide 13 - Slide

Staatsschuld
  • een begrotingstekort = toename staatsschuld

  • een begrotingsoverschot = afname staatschuld

Slide 14 - Slide

Wat is GEEN inkomen van de overheid?
A
loonbelasting
B
premie sociale verzekering
C
accijns
D
salaris

Slide 15 - Quiz

Door de coronacrisis zijn de overheidsuitgaven gestegen en de inkomsten gedaald, hierdoor is de staatsschuld toegenomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Aan het werk 


De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Maak in ieder geval vraag 7, deze bespreken we zo klassikaal. 
Verplicht maken: 1, 3 t/m 9 en 31 t/m 36 (H7).

timer
10:00

Slide 17 - Slide

vraag 7 bespreken

Slide 18 - Slide

Keuzewerk



  • Huiswerk maken: 1, 3 t/m 9 en 31 t/m 36 (H7).
  • Maken eigen samenvatting 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Afronding van deze les 
  • Je kunt toelichten dat mensen tijdens hun leven verschillende financiële beslissingen nemen.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat ruilen over tijd is.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een stroomgrootheid en een voorraadgrootheid
  • Je kunt, met gebruik van voorbeelden, uitleggen wat de rijksbegroting is.
  • Je kunt voorbeelden geven van uitgaven van de collectieve sector.
  • Je kunt uitleggen dat de overheid ruilt over de tijd door een begrotingstekort- of overschot.

Slide 20 - Slide

Tot volgende week!

Slide 21 - Slide