herhaling klas1:Le pronom possessif

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.            = Het is mijn bed.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.            = Het is mijn bed.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

Slide 1 - Slide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 2 - Slide

Bij welk woord hoort 'mes'?
Je fais mes devoirs.
A
Je
B
fais
C
devoirs

Slide 3 - Quiz

Bij welk woord hoort 'mon'?
Mon agenda est dans le sac à dos.
A
Agenda
B
dans
C
le sac
D
dos

Slide 4 - Quiz

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 6 - Slide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 7 - Slide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 11 - Quiz